BCR.htm

'
folio no bronid cijnspost / akte akte/post code
fol. a BCR000 (blanco blad)
fol. av BCR000 (blanco blad)
fol. b BCR000 Dit is bewisinghe van sinte Kathelinen chijnse van den beghijnhove tot Breda, met den onderpanden, gheordinert bi joncfrou Kathelinen van der Molen, meestersse, ende bescreven in den jare M IIIIc ende XXVII (1427).
fol. b BCR001 In den yersten die lantsheere, XXX schellingen ende IIII penningen lovensche, daer II brieve af sijn, die copie vijndi op I, et dit betaelt iaerlijcs des heeren rentmeester, van ts heeren weghen.
Oorspronkelijk inv.nr. 471.
Oorkondenboek van Noord-Brabant, nr.1090 d.d. 1 mei 1269.
Afschrift in Cartularium, fol.1 (no.1).
Regest 2 d.d. 1269 mei 1.
Oorspronkelijk inv.nr. 472.
Oorkondenboek van Noord-Brabant, nr.1296 d.d. 24 december 1291.
Afschrift in Cartularium, fol.1 (no.2).
Regest 4 d.d. 1291 december 24.
BCR285 en BCR286 CBM019
fol. b BCR000 (Voir die Borch)
fol. b BCR002 Item X groten payments, op een huys ende erve, gheleghen voir die Borch, op den graft, tieghen der Beghinenpoort over, dat Willen van Meer was, ende Haesken sijn wijf bewoent. / Nu besittet Heyn Vrient ende Jan Huykier.
fol. b BCR003 Item IX groten payments, op een huys ende erve, gheleghen voir die Borch, tusschen her Peter Norijs kijnder erve ende Peters Vischers erve, dat nu {ter} besit Margriete Glaesmakers, van her Stevens van Bavel weghen haers brueders, dien dat huys toehoert.
fol. b BCR004 Item I groot payments, op een huys ende erve, gheleghen voir die Borch, tusschen Peters Vischers erve ende Anthonijs Bigghen erve. Ende dit besitten nu Peters weduwe van Diest ende haer kijndere.
(i.m.) een kruis
CBM075
fol. b BCR005 Item VI groten payments, opt huys ende erve, daer (BCR004) naestgheleghen (voir die Borch), dat nu besit Anthonijs voirscreven weduwe, Lijsbeth. / Nu besittet Merten die Koc ende Hees sijn wijf. BCR307 CBM081
fol. b BCR006 Item III ½ groten payments, op een huys ende erve, gheleghen voir die Borch, tusschen Rutgheers Silversmits erve ende des Heilichs Gheestserve. Dit pant besit nu Vrederic die Barbier. / Nu besittet Merten die Wachter met eenre oghe.
(i.m.) een kruis
CBM020 en CBM065
fol. b BCR007 Item Hyllegont van Trycht zaliger gedachten, heeft beset den beghynen, in den jaer van LXXIIII (1474) tot keerssen, op Hermen van Diest huis, staende voer de Borch, verschint op sinte Jansmysse, IIII 1/2 leliart.
(i.m.) een kruis.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1474 !
fol. b BCR008 Item vijf stuver, opt huis ende erve, dat Aernout Meester Aerts was, staende voer de Boirch. Dese vijf stuver gaf Lysbet van Kuyck saliger gedachten int jaer ons Heeren duysent vierhondert LXXIX (1479) vier dage in october, ende de vijf stuver sin gemaect te wyn.
(i.m.) een kruis.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1479 !
fol. bv BCR000 Dit is chijns ende pande gheleghen in die Caterstrate
fol. bv BCR009 In den yersten VII groten payments, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen ieghen Rutghers Silversmits over, dat Lijsbeth van der Brugghen plach te sijn, ende nu besit Zebrecht Boelen haer brueder. Hiervoir heeft Zebrecht voirscreven bewijst, VII 1/2 groten payments, op enen beemt in Spordonc, als men bescreven vijnt (BCR037); buyten t Gasthuys, op (1), oec VII 1/2 groten payments. CBM054
fol. bv BCR010 Item XVII oude groten ende VI groten payments, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen neven Rutghers Silversmits erve ende Jan Buttelgiers erve, dit besit nu Wouter die Vriese, die men heitt Woyt Gollen. Hieraf is een scepenbrief, die copie vijndi op V.
(i.m.) Mertini
Oorspronkelijk inv.nr. 491.
Afschrift in Cartularium, fol.5 (no.24).
Regest 75 en regest 76 d.d. 1398 december 10 (Rutgheer van der Brake, den Goutsmyt).
BCR308 CBM115
fol. bv BCR011 Item II groten payments, opt huys, (gheleghen in die Caterstrate,) daer (BCR010) alrenaest, dat Jan Bottelgier toehooert ende joncfrou Pijns. Nu bewoenter / in heer Jacop Bottelgier.
fol. bv BCR012 Item III oude groten, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen tusschen Juetken der Laetster erve ende joncfrou Lijsbeth Haecs erve. Dit besit nu ende bewoent Claes Marten. / Nu besittet Jan Dekens die manc is. CBM009
fol. bv BCR013 Item XXIIII groten ende XX miten payments, opt huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen tusschen Claes Maerten erve voirscreven (BCR012) ende Jans Jaghers erve. Hieraf is een instrument sprekende van XVIII groten payments, daeraf vijndi die copie op VII; ende die ander VI groten ende XX miten sijn daernamaels op beset. Een deel van desen pande besit nu joncfrou Lijsbeth Haecs voirscreven (BCR012), ende gheldt daeraf XIIII groten payments; dat ander deel besit Ghijsken des Hoofmeesters zoen, ende gheeft daeraf X groten ende XX miten. / Nu besyttet Ghijsken die Bode al.
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.36).
Regest 32 d.d. 1355 maart 30.
BCR321 CBM007 en CBM008
fol. bv BCR014 {Item VI groten payments, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen neven erve Haefts van Mere, dat voirtijts Juet Buysen plach te sijn, ende Bunsels erve, dat her Amelijs bewoent. Ende dit pant besit nu her Willem Smit.} (2)
Vgl. BCR015.
CBM117
fol. bv BCR015 Item I groot payments, opt huys, daer (BCR014) naest (gheleghen in die Caterstrate), dat Buynsels es, ende her Amelijs nu bewoent. / Nu besittet Gheen die Wolf. / Nu besittet heer Floris Tierloot ende heer Dielis Oghe.
fol. bv BCR016 Item XV groten payments, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen tusschen Deliken Scutkens erve ende Jan Melijs zoens erve. Ende dit pant besit nu Alsten. / Nu besittet Wouter van Gestel.
(i.m.) een kruis
CBM044
fol. bv BCR017 Item XVIII groten payments, op een huys ende erve, gheleghen in die Caterstrate, dat nu besit Bartelmees die Lombaert. / Nu besittet joffrou Jenne van Merwe.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. c BCR018 Item IIII groten payments, opt huys, daer (BCR016) naest (gheleghen in die Caterstrate), dat Jacob Buts plach te sijn, ende Jan Melijs zoen voirscreven (BCR016) nu bewoent. / Nu besittet her Art Sanctus. CBM033
fol. c BCR019 {Item III groten payments, op een huys ende erve, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen tusschen erve Hannekens Jaghers ende erve, dat her Heinric Aniers was. Dit pant besit nu Melijs Tymmerman.} (3) CBM108
fol. c BCR020 {Item II oude groten, opt huys ende erve, daer (BCR019) naestgheleghen (in die Caterstrate), dat her Heinric Aniers plach te sijn. Hieraf is een brief, die copie vijndi op VII. Dit pant besit nu.} (4)
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.35).
Regest 103 d.d. 1424 maart 4.
BCR320
fol. c BCR021 {Item [VIII groten] payment, op een scuere met haerre toebehorten, die Hubrechts van Ypelaer plach te sijn, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen achter Iueten van Osse. Hieraf is een brief, die copie vijndi op VI. Ende dit pant besit nu Peter die Clerc, canonic tot Breda.} (5)
(i.m.) Mertini
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.31).
Regest 33 d.d. 1355 mei 6.
BCR316 CBM021 en CBM121
fol. c BCR022 Item XVIII groten payments, die Grietken Mijns Hoens beset heeft, op een huys ende erve, dat Vriendekens Pelsmakers plach te siin, (gheleghen in die Caterstrate,) gheleghen tuschen her Willem Montens erve ende Evergheer Baeykens erve. Ende dit huys ende erve besit nu Wouter Wierics die Linenwever.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. cv BCR000 Dit is buyten t Ghasthuys
fol. cv BCR023 {In den yersten III schellingen groten payments, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen in die steghe bi der Scutterdoel. Daer is een scepenbrief af, die copie vijndi op X. {Ende dit pant besit nu.} Den principalen brief heeft Katheline Gielijs Wisselers, die dese III schellingen heeft ghegheven te kersen. Ende dit pant besit nu / Aert Jan Tijs zoen. / Nu besittet Huyb die Decker.} (6)
(i.m.) tot kerssen; een kruis
Afschrift in Cartularium, fol.10 (no.50).
Regest 107 d.d. 1426 januari 8.
Zie BCR243.
BCR335
fol. cv BCR024 Item IIII groten payments, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen tusschen Jans erve was uut Liesch ende Jans Mans erve, dit pant plach te besitten Wouter Wierics. Nu besittet Machtelt Blancaerts. / Nu besittet Juet van Ghilse. / Nu besittet Aeriaen Dielis de Wewer.
fol. cv BCR025 Item XVIII groten payments, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen neven der nonnenwech, dat men ten cloester vaert. Ende nu besit Gherijt van Ghilse. / Nu besittet Tijs Stop. / Nu hevet Cornelis Boyens. CBM104
fol. cv BCR026 Item I groot payment, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen tusschen Jacob Nerincs erve ende. (7)
Dit pant plach Jan van Ghilse te besitten, Gherijts voirscreven (BCR025) vader. Nu bewonet Pauwels / Luyten / ons joncheren zwijnder.
CBM078
fol. cv BCR027 Item II groten payments, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen neven Peters Meyers erve ende Peters van Arendoncs erve. Dit pant besit nu Kathelijn Lijsbeth Hermans dochter.
fol. cv BCR028 Item II schellingen ouder groten, op die huse ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen op Rul, daer die beghinnen aen Wouters huys ende erve van den Velde Jans zoen, Lijsbetten man van Alfen, ende gaen tot der steghen toe opt Rul, daer men gaet ten Hoghenhoute. Hieraf sijn scepenbrieve, die copie vijndi op VI. Dese pande besitten nu Wouter voirscreven Jan Scellekens./ Nu besittet Jan van Broecoven met sinen ghebueren.
Oorspronkelijk inv.nr. 474.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.32).
Regest 16 d.d. 1338 september 15.
Oorspronkelijk inv.nr. 480.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.33).
Regest 37 d.d. 1356 oktober 12.
Zie BCR164.
BCR317 en BCR318
fol. cv BCR029 Item XII penningen lovensche, op een weide, gheleghen {int Hoghehout} in die Lovensdonc, die Jan Boelen plach te sijn. Ende nu besit joncfrou Liele, Willems weduwe van Oesterzeel, die oude rentmeester. CBM056
fol. cv BCR030 Item VII engelsen payments, op een huys ende erve, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen over dat Rul, op den hoec ten Berghewaert, dat nu besit Tijsken die Waghenman. / Nu besittet Claeys Goeykens.
fol. cv BCR031 Item II groten payments, op enen hof, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen neven Tijskens erve voirscreven (BCR030). Hieraf is enen brief, die copie vijndi op VI. Ende dit pant besit Tijsken voirscreven. / Nu besittet dieselve (BCR030) Cleis (Goeykens).
Oorspronkelijk inv.nr. 493.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.27).
Regest 79 d.d. 1401 juli 20.
BCR311
fol. cv BCR032 Item III schellingen groten payments, op een huys ende hoff, gheleghen buyten die Gasthuyspoirt, dat Michiel Ulrics was, dair nu ter tijt inwonachtich es Dielijs die Verwair. Hieraf es eenen brieff onder Heinric die Wijnter, die dat wederdeel noch heft. Dese III schellingen groten voirscreven, heeft Margriet Heinric Wijnters huysvrou beset, den conventen van den Beghijnhove, om keersen mede te copen. /
Heinric Winter ende Margriet sijn wijf hebben {heeft} beset, den Beghijnhove, {III} sesse schellinge groot, na uutwisen des scepenbriefs, die begriipt dese VI schellingen groten payment. Te weten: de helftscheidinge van den voirscreven XII schellingen groten, die Margriet Henrics wiif beset heeft. Ende dander VI schellingen aen de Heiligeest te Breda.

Later (na 1427) bijgeschreven: 1455 !
Oorspronkelijk inv.nr. 503.
Regest 108 d.d. 1426 september 23.
Regest 111 d.d. 1429 juli 1.
Zie BCR263 en mogelijk BCR265.
fol. d BCR033 Item Cornelis Willem Jansoen broer, van sinen huise, (buyten t Ghasthuys,) noch VIII oude groten. Daer een insterment af is.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. d BCR034 Item III groten payments, op een stuc beemts, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen tusschen een stuc beemts, dat toebehoort den kijnderen van Amelenberghe, ende een stuc beemts, dat Jan Tijs plach te sijn; ende noch besit Katheline Byes, sijn weduwe, of Jan die Bye van haren weghen. Ende dit pant besit nu Wijtman van der Beke. / Nu besittet Wijt Peter Stevens.
Oorspronkelijk inv.nr. 497.
Regest 43, regest 63, regest 81 en regest 96.
CBM043
fol. d BCR035 Item IIII groten payments, opt stuc beemts, (buyten t Ghasthuys,) voertijts toe plach te horen Jan Tijs voirscreven. Ende nu besit Jan die Bye. / Nu Jan van Sol. Ende nu Willem van der Molen van Bruesel.
Zie BCR034.
fol. d BCR036 Item III groten payments, opt stuc beemts voirscreven, (buyten t Ghasthuys,) dat toebehooert den kijnderen van Amelenberghe.
Zie BCR034.
fol. d BCR037 Item VII 1/2 groten payments, {opt ghesate met sijnre toe} besette Jan van der Brugghen, op een half buynre beemde, gheleghen in Spordonc, neven. (8)
Ende ditselve pant, oec VII 1/2 groten payments, die Zebrecht Boelen daerop bewijst heeft, voir VII groten payments, die hi iaerlijcs plach [te gheven] (9), van den huyse in die Caterstrate, dat Lijsbetten van der Brugghen [sijnre suster] was, soe bescreven staet int yerste blat van desen boeke (BCR009). In die ander [side hieraf] is enen brief van XV groten payments, die copie vijndi op VIII. Dit pant besit [ nu Michiel ] Uselen. / Nu betalent die nonnen.
Oorspronkelijk inv.nr. 483.
Afschrift in Cartularium, fol.8 (no.39).
Regest 51 d.d. 1368 augustus 29.
BCR324 CBM105
fol. d BCR038 Item VIII libra kersen, die Jan van Kaertscote gaf ende bewijst heeft, op een huys ende erve, gheleghen aen die strate, daer men gaet ter Heydenwaert {ieghen [***] nu}, neven erve. (10)
Dit pant besit nu Jan van Baerle. / Nu besittet [*] Meus van Bavel.
Zie BCR239
fol. d BCR039 {Item XII groten payment, op eenen beemt, gheleghen op Ypelaec, die Andries Bots was. Daeraf is een brief, die copie vijndi op IIII. Dit pant besit nu Willem Bot, sijn zone.} (11)
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.19).
Regest 22 d.d. 1345 maart 8.
Zie identieke post BCR047.
BCR303
fol. d BCR040 {Item I libra kersen, op den beemt, daerneven gheleghen (op Ypelaec), die Lijsbeth Noydens was, ende die sij daerop bewijst heeft. Dat pant besit dieselve (BCR039) Willem Bot.} (12)
Zie BCR242.
fol. d BCR041 Item III 1/2 ouden groten, op doits goet, dat gaet aen op den den hoec, daer Tijsken woent, ende strect neven die strate ten Berghewaert tot Jans Jonghe {hol} hopvelt toe, dat daermede toehoort, ende van denselven hoec voirscreven, strecket neven der straten ter Heydenwaert tot Jans huyse van Katscote, daer nu woent Woytken van Ghilse, ende dat hoert daermede toe, ende het is allechins evenbreet. Aldus hebbent die ouders ghekent ende bewijst met den rechte. Hieraf is den principalen brief onder die capellane. Ende dese voirscreven III 1/2 ouden groten schellingen betaelt Jan die Jonghe van den hopvelde voirscreven. / Gherijt Orleman besittet nu.
(i.m.) Kersmisse.
CBM079
fol. d BCR042 Item {IIII} XXXIIII groten payments, op een stuc beemden, (buyten t Ghasthuys,) gheleghen aen Bitters hoec. Daer is een brief af, die copie vijndi op I. Dit pant plach te besitten Jan die Keteler. Nu besittet / Jan Kelers joncste kijnt. / Nu besittet jonghe Jan uuten Ghier. / Cornelis Beens.
(i.m.) Mertini
Afschrift in Cartularium, fol.1 (no.3).
Regest 84 d.d. 1408 juli 12.
BCR287 CBM091
fol. d BCR043 Item VII schellingen, die Lijsbet Berniers beset heeft, den armen baghinen te deylen, ende dat men daerom haer ander aelmissen niet verminderen en soude {te}. Dit gheeft Jan van Broecoven. Daer is een insterment af.
(i.m.) een kruis.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. d BCR044 Lijsbet van Solle heeft beset, die II schellingen groot erfliic, den enen te keersen ende den anderen den hove. Ende dese II schellingen groot hebben haer testamentoirders bewiist, buyten t Gasthuys, op een huys ende erve, dat nu bewoont Lenaert Heyn de Laets sone, gelegen in de Heystrate.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. dv BCR045 Item VI groten payments, op een weide of beemt, gheleghen in Spoerdonc, neven. (13)
Dit pant plach te besitten Wouter die Porter, nu besittent siin kijndere./ Nu ghevet Jan van Eel. / Nu ghevet [ Haeyhken ] Heyster opten Haedick. / Nu ghevet Bouwen de Vleeshouwer.
CBM012
fol. dv BCR046 {Item [VIII groten] payments, van joncfrou Aliten weghen van Gageldonc, op eenen beemt, die Jans van Gagheldonc Peters zoen haers mans plach te siin, (buyten t Ghasthuys,) ghelegen. (14)
Dit pant besit nu Jacob Rutten.} (15)
CBM037
fol. dv BCR047 Item XII groten payments, op enen beemt, gheleghen {op} in Ypelaec. Hier is een brief af, die copie vijndi op IIII. Dit pant besit nu Willem Bot.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.19).
Regest 22 d.d. 1345 maart 8.
Zie BCR039.
BCR303
fol. dv BCR048 Item Gielijs Dekens, van sinen huys ende erve, VIII 1/2 groeten paeymens, ghelegen buyten t Gasthuys, Jan Vrancken huys op deen syde en Jacop van Baerl op dander zide. Welken VIII 1/2 groeten Jacop van Laerhoven beset heeft. Ende daer enen bryef af is, die hebben die capelanen.
Later (na 1427) bijgeschreven: 16de eeuw.
fol. dv BCR049 Anno M CCCC LXXII (1472), XXIII dage in meye bewijsde Jan Wiitman Brants soon, van Liisbetten wegen van Buersteden, te enen schellinge groot payments erfchijns te heffen, erfliic ende alle iair te Korsmisse, op sijn huys ende erve metten hove daer aenliggende, gelegen buyten t Gasthuys, neven Cleys Symons huys ende erve {op deen sijde ende} metten hove op deen sijde ende Heyn Gieliis soon huys ende erve ende hof aen dander sijde, streckende van voir aen de strate tot achter aen Godevaerts erve van Bairle. Te vrijen dit huys ende erve metten hove voirscreven metter helftscheydingen van XVII schellingen ende II groot payments, ende noch met thien stuvers dair erfliic voir uuytgaende. Ende met desen voirscreven schellinge erfchijns sal men keersen copen ende deylen iaerlics deylen, etcetera. Hieraf is een instrument.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1472.
Oorspronkelijk inv.nr. 514.
Regest 165 d.d. 1472 december 23.
fol. e BCR000 Dit is in die Gasthuysstrate
fol. e BCR050 In den yersten V groten payments, opt hoechuys, (in die Gasthuysstrate,) ieghen die Ghevanghenporte over, dat nu besit Peter Ghijb Maes zoen die Coman ende Mariken Baeys siin wijf. / Nu besittet Jan van den Haenberch.
fol. e BCR051 Item II groten payments, opt huys, (in die Gasthuysstrate,) dat Heil Papen plach te sin, gheleghen neven Aerts huys ende erve van der Tateringhen. Ende nu besit / Cornelijs Velens soen die Wever. / Nu besittet Wouter Schut.
fol. e BCR052 Item vive ende vijftich groten payments, van brueder Henrics weghen van der Beke, op een halfhuys, (in die Gasthuysstrate,) gheleghen neven her Jans van der Gruese {daer} op die een side ende Ghenen Joes zoens helft van denselven huyse aen dander side. Dit pant besit nu Peter Louwen. / Nu besyttet Toen van Goeywijc.
fol. e BCR053 Item IIII engelsen payments, opt huys ende erve, (in die Gasthuysstrate,) tusschen Jan Hosenhouts erve ende Gielijs Jan Alaerts zoens erve. Dit pant besat Hein Goesens, nu besitten sijn wijf. / Nu besittet Jan die Naeyer. / Nu besittet Peter Zeeus, die men heit Peter Wigant.
fol. e BCR054 Item XVIII groten payments, opt huys ende erve, (in die Gasthuysstrate,) gheleghen tusschen Meeus Ghiben zoens des Backers erve ende Heilen Jan Tielmans weduwe. Hieraf sijn II brieve, die copie vijndi op IIII. Dit pant besit nu Jan van Esbeke. / {Nu besittet Jan van den [ Einde ]}. Nu besittet [ Baiken Bouden ]. / Nu besittet Loy Brinkel.
Oorspronkelijk inv.nr. 475.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.16).
Regest 17 d.d. 1341.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.17).
Regest 28 d.d. 1348 april 24.
Zie ook: afschrift in Cartularium, fol.r (no.74).
BCR300 en BCR301 en BCR270 CBM010
fol. e BCR055 Item I groot payments, opt huys ende erve, (in die Gasthuysstrate,) gheleghen tusschen Jacob Rutten erve ende Jacob Lijn Gielen erve. Dit pant besit nu Lijsbeth Waghenmakers. / Nu besittet Heyn Waghemaker ende sijn suster. CBM039
fol. e BCR056 Item II groten payment, opt huys, dat Dieric Rovers plach te sijn, (in die Gasthuysstrate,) {gheven} gheleghen neven Dieric Hoeken huys ende erve. Dit pant besit nu Katheline Dieric Rovers dochter. / Nu horet Mergriet Scheiven ende hare suster. / Cornelis van den Water.
Afschrift in Cartularium, fol.zv (no.88).
BCR284 CBM041
fol. e BCR057 Item I groot payment, opt huys ende erve, dat Jan Hoeken plach te sijn, (in die Gasthuysstrate,) gheleghen tuschen Claesken Reyners erve ende Jacob Sadelmakers erve Peters zoen. Ende dit pant besit nu Hanneken Fraey. / Juet Naes kijnder. CBM076 ?
fol. e BCR058 {Item V lelieplacken ende een derdendeel van enen leliaert erfchijns, opt thuys ende erve, dat Heyn Paridaen plach te sijn, ende nu inwoent Cleys Fraey, (in die Gasthuysstrate,) neven Peter Ysacxs huys die Backer op deen sijde ende Jan Goeyaerts die Graftmaker op dander sijde. Dwelcke beset heeft sinte Katelijnen Beghijnhof van Breda, Yken Willems wijf was van Helmont ende Wendelmoet haer dochter. Verschint tot sinte Mertensmisse.} / Sy besakent ende en is niet gheheven.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. ev BCR059 Item enen halven rijnschengulden, die Magriet Goens besette, opt thuys, daer Wouter Berten nu ter tijt inwont, (in die Gasthuysstrate,) ende op deen side Willem Smets arfghenamen huys ende op dander side Kathelijn Wiericx Saelmans dochter huys.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1447.
Oorspronkelijk inv.nr. 508.
Regest 140 d.d. 1447 oktober 20.
Regest 105 d.d. 1424 mei 1.
fol. ev BCR000 Dit is in die Molenstrate
fol. ev BCR060 In den yersten VI groten payments, op een huys ende erve, (in die Molenstrate,) gheleghen tuschen erve Beatrisen Heinric Silversmits weduwe ende erve Willeken Huysmans, dat Jan Witten plach te siin. Dit pant hoort nu toe Met Alen./ Nu besittet Lijsbeth Vogheleers. CBM118
fol. ev BCR061 Item II schellingen groten payments, die Kerstiaen van Helmont ende Heilwii siin wijf ghegheven hebben, tot smoute te bernen in die lampe voir tsacrament, ende sij bewijst, op een scuer, (in die Molenstrate,) gheleghen neven her Luykens erve. Hieraf is een brief onder die executoers {he}, die copie vijndi op VII. Dit pant besit her Luyken voirscreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 499.
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.38).
Regest 100 d.d. 1421 november 2 (8 schellingen).
BCR323
fol. ev BCR062 Item, op een huys, in die Molenstraet, IX groten, betaelt nu Wil Eghel. / Nu ghevet Margriet Bormans.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. f BCR000 Dit is in die Veterstrate ende Sandstrate ende Steenbrugstrate.
fol. f BCR063 In den yersten II groten payments, op een huys ende erve, (in die Veterstrate,) gheleghen tuschen erve Heinrics Ringheberchs, drossaten ende Coman Jans erve. Dit pant plach te besitten her Jan Knoep, nu besittent sijn kijndere. / Nu besittet Jeen Hubrechts.
(i.m.) een kruis
CBM101
fol. f BCR064 Item V groten payments, die her Jan van Oekele, priester besette ende bewijsde, opt huys ende erve, dat sijnre ouder plach te sijn, (in die Veterstrate,) gheleghen bi sente Janscapelle. Dat pant bewoent nu Hein Fraey. / Nu ghevet mijn heer van Santerry of sijn rentmeester.
fol. f BCR065 Item I groot payment, gheeft Hein Fraey voirscreven (BCR064), van enen beemde, gheleghen. (16) CBM125
fol. f BCR066 Item XII groten payments, op een huys ende erve gheven, (in die Sandstrate,) tusschen erve Herman Kocs ende Godekens Backers. Dit pant besit nu Gherijt Martens. / Nu besittet Wyllem die Naeyer. Die Dries dochter heeft uuten Bogaert {heeft}.
(i.m.) Jansmisse
CBM100
fol. f BCR067 {Item III groten payments, opt huys voirscreven, daer naestgheleghen (in die Sandstrate), dat nu besit Godeken die Backer.} (17)
fol. f BCR068 {Item XXXIIII groet, (in die Steenbrugstrate,) die Harmen van der Brugghen en Geertruyt sijn huysvrou.} (18)
Later (na 1427) bijgeschreven: 1456.
Zie BCR106.
fol. f BCR069 Item enen ouden groten, op een huys, (in die Steenbrugstrate,) gheleghen teynden huys ende erve voirtijts Gheen Hubrechts, daer Peter die Bonte plach te wonen, ende noch sijnre weduwe toehooert.
(i.m.) een kruis.
Zie BCR177 en BCR071.
CBM031
fol. f BCR070 Item VIII groten payments, op den hof, (in die Steenbrugstrate,) teynden dat huys, gheleghen ter Waterpoortenwaert, die her Bartrams plach te wesen, ende nu den huyse (BCR069) toehoort.
(i.m.) een kruis.
Zie BCR177 en BCR071.
CBM031
fol. f BCR071 Dese II ouden groten ende VIII groten payments, sijn afghelost, bij Jannen van den Steen alias Lievens zoon, op den XXVIII aprilis anno dusent vijfhondert sevenendevijftich (1557). In [aprilis] van heer Peteren de Hoogh. (19)
Later (na 1427) bijgeschreven: 16de eeuws handschrift.
Aflossing van BCR069 en BCR070.
fol. f BCR072 Item VI groten payments, op een huys ende erve, (in die Steenbrugstrate,) gheleghen tusschen Sterken Gasthuys ende Aert Goesens erve. Dit pant besit nu een man van Ghilse, heitt Ru Jan.
fol. f BCR073 Item Anthonis Willem Eghels zoen heeft beset ende in sijn testamente gelaten, den hove van den beghinen ter Breda, drie stuvers tsiaers erfchijns, die sijn erfgenamen ende sijn wedue bewijst hebben denselven hove, jairlicx te heffen op sinte Mertensdach in den winter, uut ende op een huys ende erve metten hove ende sijnre toebehoirten; ende uut enen stuck beemden daer achteraenliggende, geheyten de Spijck, houdende ontrent een half buynder. Dat gestaen ende gelegen is, te weten: thuys ende erve, opt Ginnekenseynde, neven den scouwaterlaet, geheyten t Rulle opte noortzijde ende Jan Rijcken huys ende erve opte zuytzide. Ende tstuck beemdts voirscreven is gelegen, neven tvoirscreven Rulle opte noortzide ende Peters van Ghendt erve opte zuydtzide. Ende sij hebben dese onderpande gelooft te vrijen ende te waeren. Te weten: tvoirscreven huys ende erve, met XIIII schellingen ende IIII penningen groten payments erfchijns; ende tvoirscreven stuck beemden, met vijf ouden groten erfchijns ende metten helftsceydinge van twelf stuvers erfchijns ende met s heerenchijnse daer jairlicx voir uutgaende; ende dat se medepant bliven sullen, dat se met recht sculdich sijn medepant af te sijn, gelijck tverlijt dat daeraf gedaen is voir Henrick van der [ Daesdonc ] (20) ende Ot van Bruheze, scepenen in Breda, opten XIen dach in januario anno XVC thien (1510). Dat geregistreert is int prothocol van den scepenenbrieven der stadt van Breda, uutwijst ende verclaert.
Ita est m. Jo de Hoilten. (21)
Regest 202 d.d. 1510 januari 11.
Later (na 1427) bijgeschreven: 16de eeuws handschrift.
fol. fv BCR000 Dit is in die Eyndpoortstrate ende buten tEynde.
fol. fv BCR074 In den yersten VII groten II engelsen payments, op een huys ende erve, (in die Eyndpoortstrate,) gheleghen tusschen erve Dierics Kocs ende erve, dat te sijn plach Jans van Hodonc. Dat nu besit / Wouter Mathisen./ Ende hieraf is een brief, die copie vijndi op VI.
Oorspronkelijk inv.nr. 479.
Afschrift in Cartularium, fol. 6 (no.30), (bedrag in Cartularium is VIII groten en III engelsen).
Regest 29 1349 april 28.
Zie BCR075.
BCR314
fol. fv BCR075 Item III schellingen groten payments, opt selve (BCR074) huys ende erve, ( in die Eyndpoortstrate,) die joncfrou Godelt van Riel, beghine, ghegheven heeft, tot kersen. Hieraf is een brief, die copie vijndi op IX. Ende dit pant besit nu Rombout Knapen. / Nu besittet die Buydelmaker / Wouter Mathisen.
Oorspronkelijk inv.nr. 505.
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.48).
Regest 92 d.d. 1417 maart 12.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.30).
Regest 134 d.d. 1444 juli 21.
Zie BCR241.
BCR333 en BCR315 CBM052
fol. fv BCR076 Item IIII 1/2 groten payments, op een huys ende erve, (in die Eyndpoortstrate,) gheleghen tusschen Jan Eghels erve, dat Claes Smuts was, ende Jan Emmen erve, dat Enghelen van der Lare was. Dit pant besit nu Zib Caeyen die Vleischhouwer. / Nu besittet Hanneken Fraey. CBM119
fol. fv BCR077 Item VII groten payments, opt erve, (in die Eyndpoortstrate,) gheleghen neven Enghelen erve voirscreven (BCR076) ter portenwaert, daer men neven gaet ter westenwaert. Dit pant besitten die Lombaerden. Ende nu / besittet Jacop van Galder. Nu besittet meester Loydewijck van Tuernout, priester.
(i.m.) Mertinij
CBM046
fol. fv BCR078 Item {[III groten payments]} enen halven braspenning, op een huys ende erve, gheleghen buyten die Eyndporte, tusschen erve Baeyskens Jan Smits zoen, dat Tielen van Meer was, ende erve Williken Uselens. Hieraf is een brief sprekende van VIII groten payments, mer die andere {acht} V groten siin anderchins beset. Die copie vijndi op VII. Dit pant dat besit nu Jan Rebaut. / Nu besittet Jan Floren. / Nu hevet Anthonis van Galder.
Oorspronkelijk inv.nr. 478.
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.34).
Regest 26 d.d. 1347 december 5.
BCR319
fol. fv BCR079 Item V enghelsche payments, opt erve (22) ende erve dat Heilen tsWevers plach te siin, (buten tEynde,) gheleghen tusschen Jans erve van Hodonc ende Dirc Venmans. Dit pant besit nu Thonijs Jan Wevers zoen. / Nu horet Heylen Jan Bottelgiers toe van haren bruer. CBM024
fol. fv BCR080 Item II groten payments, op een huys ende erve, dat Gherijt Everaerts plach te siin, (buten tEynde,) neven Michiel Ettemans. Hieraf is een brief, die copie vijndi op V. Dit pant hoort nu toe Jan Merten Milden zoens kijnderen.
Afschrift in Cartularium, fol.5 (no.25).
Regest 42 d.d. 1358 januari 4.
BCR309 CBM016
fol. fv BCR081 Item XX groten payments, die Margriet Baeys besette ende bewijsde, op een huys ende erve, (buten tEynde,) gheleghen neven Jan Michiels zoens erve ende Gherijts erve van Abselt. Ende in dit huys woent op dese tijt dieselve Gherijt van Absel. / Nu ghevet Lenaert Molens./ Ende nu {[ Bouden ]} Pauwel uten Ghier. / + Nu Ariaen Joris.
fol. fv BCR082 Item VI groten payments, op een huys ende erve, (buten tEynde,) gheleghen tuschen Stevens erve was van den Hove ende Claes Rinen erve. Ende dit pant besit nu Dieric Godens. / Nu gevet Tijs Koec.
fol. fv BCR083 Item XII groten payments, die her Heinric Aggaert ghegheven heeft ende bewijst, opt huys ende erve voirscreven (BCR082), (buten tEynde,) dat neven Dieric Godens voirscreven erve leghet. Daer een brief af is, die copie vijnde op IIII. Ende dit pant besit nu Claes Rine voirscreven. / {Nu ghevet Seeuken Buyc.} (23) / Nu ghevet Ghiib die Cuyper.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.20).
Regest 36 d.d. 1356 juli 18.
BCR304
fol. fv BCR084 Item X lopen rogs een cortyer myn, die Roelof van Nyewenhuis gaf ende maecten, op {[***]} een stuck goet, (buten tEynde,) gelegen achter de nonnen. Willem van der Voert aen de {zuydt} weestzide ende de {voirscreven} nonnen aen de {weest} noortzide, Aeriaen Ghielen erfgenamen aen de oestzide ende Jacop de Moutmaker aen de {weest} zuytside. / + Nu Nijsken van der Molen.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. g BCR085 Item III scellingh grote, op Cornelis Dries Koenen huis (, buten tEynde).
Later (na 1427) bijgeschreven: 1428.
Oorspronkelijk inv.nr. 501.
Afschrift in Cartularium, fol.r (no.73).
Regest 64 d.d. 1386 april 26.
Regest 74 d.d. 1398 juli 5.
Regest 109 d.d. 1428 september 14.
BCR269
fol. g BCR086 Item III groten payments, op een stuc erfs, dat enen hof plach te siin, ende voirtijts Gielijs Meynen, (buten tEynde,) gheleghen over dat Rul, achter die huse aen die oestside van der straten, neven erve vortijts Kathelijn Elen. Dit pant plach te besitten Claes Lips, nu besittet Jan Claeys. / Nu besittet Theeu die Decker.
fol. g BCR087 Item VII groten payments, op een stuc erfs, (buten tEynde,) gheleghen tusschen Rasenberch, aen die strate te Ghinnekenwaert, ende Wouters erve van den Kyeboem, dat Hein Emmen was. Dit pant besit Aert van Buyten. / Nu besittet Huyb Goeykens. CBM029
fol. g BCR088 Item IIII groten payments, op enen beemt, was voirtijts Hubrecht Kreyts, ende namaels Godekens sijns zoens, (buten tEynde,) gheleghen tusschen erve Jan Emmen ende Jacob Crullen weduwe erve. Dit pant besit nu Godekens voirscreven weduwe. / Nu besittet Hub Goeykens oec. CBM066
fol. g BCR089 Item XII groten payments, die Jan die Keteler bewijst heeft, op een huys ende erve, (buten tEynde,) gheleghen neven erve dat Claes Wevers was ende erve dat Jan Baeyen was. Dit pant besit nu Coppen die Valkener. / Nu besittet Thonijs van Galder, dit huis steet neven Mechiel Peter Cleysen huis nortwaert. CBM091
fol. g BCR090 Item Hein van der Keerchove, XII groten payments, van sinen huyse, (buten tEynde,) die beseet heeft Sophie Zloers. Nu besittet / Jan die Zeelmaker.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. g BCR091 Item Peter Meeus, III brabantse guldens, van eenen beemt, gheleghen tot Oesterhout, daer een scepenbrief af is. Nu betaelt dit sijn dochter, Jan Stops wedue Hilleken.
(i.m.) tot Oesterhout
Later (na 1427) bijgeschreven.
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.46).
Regest 102 d.d. 1422 juni 6.
BCR331
fol. g BCR092 Mechtelt Damen, Noyt Verwers weduwe, heeft beset den Beghijnhove tot Breda, II schellingen groten payments erflike. En Oede haer dochter, Steven Heys wijf was, heeft hen oec beset, eenen schelling groten payments erflike. Dese III schellingen groten payments erflijc sijn hen bewijst, opt huys ende erve met sijnre toebehoerten, gheleghen buyten dier Lombaerdepoerte ten Eynde bi den draeiboem, neven Jans Brouwers erve ende Michiel [ Norberts ] (24) erve. Te betalen binnen die vier kerstdaghe. Desen scepenbrief hebben die gasthuysmeesters onder, want dat Gasthuys daer oec III schellingen in heeft ende sinte Janscapelle II schellingen groten. Ende nu betaelt Claeus Borchman die Jonghe. / Nu ghevet { Dieric die Sadelmaker }. (25) / Dit gheeft nu Gherijt Jaeck Woyten zoen.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. g BCR093 Item VI groten payments, opt huys, (buten tEynde,) neven den wech op die vaert, dat men gaet in die hove, ende tot Kerstiaens huse van Helmont. Dit pant besit nu Jan van Hodonc. / Ende nu besittet Willem Aertsen van den Vorsbusch. / + Nu Berbel Smullen op die Vaert. CBM095
fol. g BCR094 Item 1/2 libra kersen, opt huys, int Cortbrugstraetken, achter Jans huys van Caertscot, dese heeft Ydeken Tielmanen beset. Dit pant besit nu Cornelijs { Lijnken Elen brueder}. (26) / Reinouts in die Cortbrugstraet. / Nu besittet Hein Slachreghen. / Ende nu besittet Thoen Blerinx.
Oorspronkelijk inv.nr. 502.
Regest 110 d.d. 1428 november 10.
Zie BCR245 en BCR256.
fol. gv BCR000 Dit is in die Brugstrate.
fol. gv BCR095 In den yersten XIII groten payments, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) gheleghen neven die Crone, daer Wouter Denijs in plach te wonen in die een helft, die ander helft besit Steven IJsbrant, mer Wouter Denijs deel besit nu. Hieraf is een brief, die copie vijndi op III. / Nu besittet Heyn die Cuyper, met sinen ghebuere westwaert.
(i.m.) Bamisse
Oorspronkelijk inv.nr. 476.
Afschrift in Cartularium, fol.3 (no.10).
Regest 18 d.d. 1343 januari 21.
BCR294 CBM092 en
CBM093
fol. gv BCR096 Item III groten payments, opt huys, dat Tiel Crauwels was, (in die Brugstrate,) gheleghen tusschen Jan Marcelijs zoens erve ende Willen erve van den Watere. Dit pant besit Rutte Rutghers zoen. / Ende nu Merselis de Keteller. CBM077
fol. gv BCR097 {Item VIII groten payments, op een huys ende erve, (in die Brugstrate,) gheleghen tusschen Wouter Stadincs erve plach te siin, dat Jan Scoendinc besit, ende Godeken Hein Noydens erve. Item VI groten payments, opt selve huys, die Godevaert van den Damme {be} ghegheven heeft. Daeraf is een scepenbrief onder die heilighegheestmeesters. Dit pant besit nu Wezecaert. / Nu besittet Wouter van Berghen.} (27)
(i.m.) een kruis
CBM004
fol. gv BCR098 {Item [II engelsen] payments, opt halvehuys, naast Tiel [ Seemmakers ], dat Tijs Bastaerts plach te sijn, (in die Brugstrate), ende Goden Tijs sijn zoen nu besit.} (28) CBM018
fol. gv BCR099 Item III groten payments, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) {daer} neven Peter Godekens {nu inwoent}, daer nu inwoent Gherijt van Wijc. / Ende nu Thoen Scoendonc. CBM071
fol. gv BCR100 Item XXVI groten payments, tot kersen, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) gheleghen neven Laurens Bontwerkers erve ende Gheriken Peter Mesmakers zoens erve. Dit pant besit nu Claes die Mesmaker. / Nu besittet Neelken die Mesmaker. / Nu [ Neeken ] Verwers.
(i.m.) Jansmisse {Kersmisse}
Zie BCR255.
fol. gv BCR101 Item III groten payments, opt huys, (in die Brugstrate,) gheleghen neven Jans wech van Gagheldonc ende neven Lijs Baeys erve. Dit pant plach te besitten Jan Boelen. Nu besittet Gherijt siin zoen. / Nu hevet Zib van Eel bewoent. CBM114
fol. gv BCR102 Item III groten payments, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) gheleghen tusschen Jan Moeys erve ende Peter Grielen erve. Dit pant plach te besitten Jan Witten. Nu besittent sijn kijnder.
fol. h BCR103 Item IIII oude groten ende VI penningen, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) ghelegen tusschen Ghijsbrecht Baniers erve ende Theen Sterken erve. Dit pant besit nu Noyden die Verwer. / Nu Willem Wouwen. CBM023
fol. h BCR104 Item VI groten payments, opt huys ende erve, (in die Brugstrate,) neven der Vesten, dat Rombout Potters plach te sijn. Ende dese VI groten payments heeft daerop ghewijst Lijsken Vincken, voir III groten payments, die sinte Katheline iaerlijcs hief, op haer huys in die Gasthuysstrate, dat Willekens van Scimmer plach te sijn. Dit pant besit nu Hadewij Rombouts voirscreven dochter, met Johannes Alstens haren man. / Nu besittet Gherijt Orelman. CBM123
fol. h BCR105 Item VI gulden erfchijs, opte huysinge, daer Peter Meeus soen in plach te woenen ende nu woent daer in Jan van den Zande, (in die Brugstrate,) verschinen tsint Jansmisse. Ende van desen VI gulden heeft Heylwich die men heyt van der Daesdonck gegeven ende overgedragen, in den meesterssen handen, tgelt totte twe gulden erfchijs, voer haers vaders ende moeders ende susteren ende brueders jaergetijden, dat men doen sal in den Beghijnenkerke met drie missen altoes op sinte Kathrijnenavont. Ende voer haer jaergetijde, dat men doen sal alsoelange als sij leeft binnen den meye, alst den meesterssen gelegen sal sijn. Ende na haere doot op heuren sterfdach altoes met twe missen. Ende sal tot elken jaergetijde, te weten: van haren ouders ende oic van den haren, elk meestersse hebben drie oert stuvers, ende die costersse twe oert stuvers, ende d arme beghijnen enen stuver ende datter dan overschieten sal.
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. h BCR000 Opten Haechdijc.
fol. h BCR106 Item XXXIIII groet payments, opt huys, dat Gabriels plach te sijn ende nu siinre dochter toebehoert (, opten Haechdijc). Ende dese XXXIIII groet {heeft} heeft Harman van der Brugghen ende Gheertruyt sijn huysvrou daerop bewijst, voer III groet payments, die sinte Katelijn iaerlix hief op Harman; ende noch XVIII groet, die Harman oec uut gaf sinte Katelinen, van II huysen, die hi ghecocht hadde. Te weten: dat huys daer hi inwoent ende in eender in die Steenbrugstrat. Ende Gabriels huys ende nu siinre dochter toe hoert, staet opten Hagedijc zuuijtwaert, ende aen die een side oestwaert Claes Aliten ende weestwaert Heinric Denis. Ende het is ouden chijs, ende is den ierste chijs die op die pant staet, ende verscijnt tot sinte Mertensmis. Is comen van den ouden Nouten van Meer, van Gertruden ouwers. {ghe} Harman ende Gheertruyt bewijsden desen chijs int jaer ons Heren M IIIIC LVI (1456) in die maent junius.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1456.
Oorspronkelijk inv.nr. 489.
Regest 23 d.d. 1345 december 26 (Juten: 1346).
Regest 67 d.d. 1393 februari 5.
Afschrift in Cartularium, fol.10 (no.51).
Regest 54 d.d. 1375 september 21.
Zie BCR068, voor Steenbrugstraat.
BCR336
fol. hv BCR000 Dit is op den Haechdijc (, in die Donck en tot Ghempel).
fol. hv BCR107 In den yersten VII (29) groten payments, opt huys ende erve, dat Dircs van Buersteden plach te sijn, (op den Haechdijc,) gheleghen tusschen t Gasthuys ende Claes kijnder erve van den Putte. Dit pant besit nu Gheenken Dornics, jonghe Jan Dornics zoen. / Nu besittet die Droecscherder. CBM013
fol. hv BCR108 {Item II groten payments, op die capelle van Markendale (,op den Haechdijc).} CBM087
fol. hv BCR109 Item II groten payments, opt huys ende erve, (op den Haechdijc,) gheleghen neven Jan Ysaacs erve. Ende dit pant plach te besitten jonghe Jan Brant. Nu besittet Wijtken Brant, sijn zoen. CBM086
fol. hv BCR110 Item XII groten payments, die Gheertruyt, her Heinric Cupers, priesters moeder beset heeft, opt huechuys, (op den Haechdijc,) neven dat veken daer men in die Donc gaet, dat voirtijts oude Jan Brants plach te siin, ende is den outsten chijns. Nu besit dat huys ende erve. (30) / Nu besittet die Leertouwer ende Toenken Mertens.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR112.
fol. hv BCR111 {Item II groten payments, op een beemde, gheleghen in die Donc, dat voirtijts Lijsbetten Wijtkens moeder toe te horen plach, ende nu besit Wijtken voirscreven haer zoen (BCR109). / Nu besitet Andries Potter.}
(i.m.) een kruis
fol. hv BCR112 Item II leliart 1/2 scheisken, heeft beset Ykens Noyens, beset tot kerssen, op Toenken Mertens huis ende Diericx Corstiaens huis (, op den Haechdijc).
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR110.
BCR271
fol. hv BCR113 Item II groten payments, op een huys ende erve, (op den Haechdijc,) ghelegen neven. (31) Dit pant plach te besitten Jaec Ghenen, namaels besaect Gheen Jaken sijn zoen die Snider. Nu besittet Ghenen zuster Heyl Mataens. / Nu besittet Ghisken van Boimer. CBM113
fol. hv BCR114 Item XII 1/2 groten, opt huys ende erve, (op den Haechdijc,) gheleghen neven Wouter Heys erve ende Willem Heisters erve. Hieraf is een scepenbrief, die copie vijndi op VI. Dit pant besit nu Marten van Overa die Droochscaerder. / Nu besittet Art die Haen. / + Nu Anthonis Kick in den Haen.
Oorspronkelijk inv.nr. 482.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.29).
Regest 49 d.d. 1368 mei 20.
BCR313 CBM057
fol. hv BCR115 Item XII groten payments, die Peter Poelman ende Ghertruyt sijn wijf hebben ghegheven ende bewijst, opt huys ende erve, (op den Haechdijc,) gheleghen neven Noyt erve van Meer plach te wesen, dat nu besit Juetken Lam Potters dochter ende Jannis kijnder erve van Meer. Dit pant besit nu Aert Celen. / Nu besittet Aeriaen Heems.
Oorspronkelijk inv.nr. 484.
Regest 52 d.d. 1370 januari 15.
CBM112
fol. hv BCR116 Item III 1/2 groten payments, opt huys ende erve, (op den Haechdijc,) gheleghen tusschen Aerts kijnder erve van Boeymer ende dat erve dat Godens Potters plach te siin, dat nu siin weduwe besit. Ende dit pant besit nu Katheline Bucs. / Nu ghevet Ghijb Denijs. CBM083
fol. hv BCR117 Item VIII groten II engelsen payments, opt huys ende erve, (op den Haechdijc,) gheleghen tusschen Rut Marcelijs erve ende Peter Heys erve. Hieraf is een brief, die copie vijndi op III. Dit pant besit nu Claes van Spelle. / Nu besittet Peter Jaken die Cuyper.
Oorspronkelijk inv.nr. 487.
Afschrift in Cartularium, fol.3 (no.13).
Regest 59 d.d. 1382 mei 26.
BCR297 CBM084
fol. hv BCR118 Item Nout heeft beseet, twe libra keerssen, den Beghijnhove, die hi bewijst heeft, op eenen beemt in die Donck, aen die een side gheleghen Gherijt Denijs ende aen dander side Lijsbet Gherijs ende aen dat een eynde ter Mercwaert Lijsbet Gherijs ende aen dander eynde is gheleghen Lijsbet Lijsbet Speciers.
(i.m.) II libra kersen
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR259.
fol. i BCR119 Item VII schellingen groten payments, op enen beemt, gheleghen tot Ghempel, die voirtijts Jans van Boeymer was. Daar sijn brieve af, die copie vijndi op II. Dit pant besit Goesken van Boeymer. / Dit heeft in handen Goiart Peter Bomaker. / + Nu Mathijs Woiters den Verwer.
Oorspronkelijk inv.nr. 488.
Afschrift in Cartularium, fol.2 (no.4).
Regest 55 d.d. 1378 april 7.
Afschrift in Cartularium, fol.2 (no.5).
Regest 62 d.d. 1384 juli 7.
BCR288 en BCR289 CBM120
fol. i BCR120 Item VI pont kersen, op een half buynre beemde, in die Donc. Hieraf is een brief, die copie vijndi op IX. Dit pant besit nu Jan van Hilaer op den Haeghdijc. / Ende nu gevet Marie Neel, Ghib Wagemaker wijf.
(i.m.) Mertini
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.47).
Regest 65 d.d. 1389 augustus 25.
Zie BCR244.
BCR332
fol. i BCR121 Item {IX groten payments} IX leliaert, op een beemdeken, in die Donc, dat voirtijts was Dierics van Buersteden, namaels Dierics Kocs. Ende nu besit / Claes Mesmaker. / Nu hevet Meeus Jansoen in handen, Claeus van den Camp oestwaert ende Matheus Droechscherder weestwart. / + Dese IX leliaerts sijn ghelost ende weder aen ghelet [***].
fol. i BCR122 Item IIII groten payments, op enen hof, in die Donc, die Marcelijs Monten plach te sijn. Ende nu besit Wijtken Brant. / Nu ghevent Gheenken Heys kijnder. CBM045 ?
fol. i BCR123 Item XXI groten payments, op een huys ende erve, op den Haghedijc, gheleghen tusschen Jans Aerts zoen, Aert {Bets} Betten zoens ende Claes Spellen wijf ende kijndere. Dit huys besit nu Peter die Bye. / Nu besittet Willem Ellen soen. / Den brief suect op VIII. / In den brief van IIII schellingen IX penningen.
(i.m.) kersen
Afschrift in Cartularium, fol.8 (no.40).
Regest 85 d.d. 1409 oktober 16.
Zie BCR249.
BCR325
fol. i BCR124 Item IIII schellingen groten IIII groten payments, opt {m} erve, op den Haghedijc, neven des Dekens huys van Antwerpen, {dat} ende Jan Mermans plach te siin, met den huyse dat daerop plach te staen ende die deken daer af heeft doen breken. Hieraf is een scepenbrief sprekende van XIII schellingen groten payments, daeraf vijndi die copie op VIII. Dit pant besit nu die deken voirscreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 500.
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.41).
Regest 106 d.d. 1425 juni 22.
BCR326
fol. i BCR125 Item VI schellingen groten payments, opt huys ende erve, gheleghen op den Haeghdijc, neven Wouters van den Berghe ende ieghen Steven Heys recht over. Dit bewoent nu Aert Voghelaer. / Nu besittet Lenaert Barbier.
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Afschrift in Cartularium, fol.8 (no.44).
Regest 124 d.d. 1437 februari 15.
BCR329
fol. i BCR126 Item hevet Willem Elen soen, van sinen huyse, (op den Haechdijc,) XII groten payments. Nu besittet Ghijs sijn zwagher metten kinderen die Waghemaker.
(i.m.) kersen
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR258.
fol. i BCR127 Item II 1/2 stuvers, heeft beset Iken Noyens, tot kerssen, op haeren hof, gelegen in de Donck, die Wouter Mathisen in handen heeft. Jan Jannis weestwart, Gherit Dorninx oestwaert. / Nu heeftet Willem Rover de Verwer.
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 512.
Afschrift in Cartularium, fol.r (no.75).
Regest 163 d.d. 1471 juni 21.
Zie BCR112.
BCR271
fol. iv BCR000 Dit is in Vischerstrate.
fol. iv BCR128 {In den yersten III groten payments, op een halfhuys, dat Claes Sterken plach te siin.
Item XXVII groten payments, van den wederdeel van denselven huyse, (in Vischerstrate,) gheleghen neven meester Jans erve van den Nele ende Jans erve van Bavele, dat Maes Aerts zoens plach te sijn. Ende van desen XXVII groten is een brief, die copie vijndi op II. Dit {ghe} huys besit gheheel Jan van Bavele voirscreven.} (32)
(i.m.) Mertini
Oorspronkelijk inv.nr. 486.
Afschrift in Cartularium, fol.2 (no.8).
Regest 57 d.d. 1380 november 12.
BCR292 CBM069 en CBM073
fol. iv BCR129 {Item I groot payments, opt huys, dat Lijsbeth Scellens plach te sijn, (in Vischerstrate,) gheleghen neven her Willem Haghen huys ende erve. Dit pant besit Aert Meeus zoen, ende nu besittent de Onser Vrouwen bruers van Mechelen.} (33) CBM003
fol. iv BCR130 Item XII groten payments, op die hofstat, (in Vischerstrate,) neven der joncfrou huys van Hambroec, daer Jan Melijs plach te wonen. Hieraf is een brief, die copie vijndi op IIII. Ende dit pant besit die joncfrou van Hambroec voirscreven. / Nu besittet Florys van Nyspen. / + Nu Peeter Spronge.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.18).
Regest 24 d.d. 1346 februari 24.
BCR302 CBM072
fol. iv BCR131 {Item [I 1/2 groten] payments, opt huys, (in Vischerstrate,) gheleghen neven der joncfrou huys voirscreven (BCR130) ende neven Godevaert erve van den Damme. Dit pant besit Jacob van Meykenbruec. / Hein Denijs.} (34) CBM042
fol. iv BCR132 Item X groten payments, die Yde Molens beset heeft ende bewijst, opt huys, dat voirtijts haer was, (in Vischerstrate,) gheleghen neven Jacobs erve van Meykenbruec voirscreven. Dit pant besit nu Godevaert van den Damme voirscreven (BCR131). / Nu besittet heer Jan van Etten. / + Nu Willem die Bie.
fol. iv BCR133 {Item I groot payments, opt huys ende erve, dat [***] was, (in Vischerstrate,) gheleghen neven die Cluse, dat is Onser Vrouwen bruederen huys van Mechelen. Ende dit pant besit nu Lijsken Melijs met haren kijnderen.} (35) CBM011
fol. iv BCR134 Item IIII schellingen groten payments, opt huys, dat Jan Haghenbeecs plach te wesen, (in Vischerstrate,) gheleghen neven Peter Bigghen erve ende Willeken Sterken erve. Hieraf is een brief, die copie vijndi op II. Ende dit pant besit nu Tiel Coel ende Ghertruyt Jan Haghenbeecs dochter. / Haesken Tiel Coolen dochter, Jans weduwe van Os met haren kijnderen. / Nu gevet Beatruys Goeyaerts van der Biestraten wedue.
(i.m.) Lichtmisse
Afschrift in Cartularium, fol.2 (no.6).
Regest 46 d.d. 1365 december 23.
BCR290 CBM025
fol. iv BCR135 Item joncfrou uten Camp, XII groten {payments}, die Gielijs (uten Camp) beseet heeft ende noch niet bewijst en sijn (, in Vischerstrate). / Ende noch 12 groten, van hoere moeder weghen, / die sijn bewijst, op die hoef in Lies.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 585.
Regest 146 d.d. 1456 juni 16.
Zie BCR136.
fol. j BCR136 Item III groten payments, op die cameren, die Martens van den Water waren, ( in Vischerstrate,) gheleghen tieghen Willeken stervehuys over ende nevens Gielijs erve uten Campe. Ende dieselve Gielijs besit nu dit pant. / tis oec bewijst op Lieshoef, ende daer is een brief af, te gader van II schellingen II penningen.
Oorspronkelijk inv.nr. 585.
Regest 146 d.d. 1456 juni 16.
Zie BCR135 en BCR192.
fol. j BCR137 Item 1/2 groten payments, opt huys ende erve, dat Aert Jans zoens plach te siin, (in Vischerstrate,) gheleghen tusschen Williken Sterken erve ende Hein Monten. Ende nu besit Herman van der Gruese. / Dit en is niet gheheven bi mijnre tijt.
fol. j BCR138 Item VII engelsen payments, opt huys ende erve, (in Vischerstrate,) dat Heinric Monten besit. / Nu gevet joncfrou Monten kinderen. CBM074
fol. j BCR139 Item III schellingen groten payments, op een deel van den huse, (in Vischerstrate,) dat gheleghen is tusschen Jan Hughen erve ende dat huys ende erve, dat Ooet Galepijns plach te sijn, hier sal men kersen om copen, voir den ouden Tielen van Meer. Dit pant ende deel van den huse voirscreven besit nu Truken Joes, Helbrekers weduwe met haren kijnderen. / Dits opghewonnen ende en hebben niet ghehad sint datte men L screef (1450).
Zie BCR147 en kersen: BCR260.
fol. j BCR140 Item enen schelling groten payments, op Willeken Sterken huys, (in Vischerstrate,) dat gheleghen is tusschen. (36) Welken schelling beset heeft, Jacob van den Hoeve ende Heylwijch sijn zuster, als in brieven begrepen is, die die nonnen hebben.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. jv BCR000 Dit is op die Vischmerct
fol. jv BCR141 In den yersten X schellingen zwertte, maken {V 1/2} VII 1/2 oude groten ende II oude engelsen, opt hoechuys van der Vischmerct, neven Jan Hughen, dat Jan die Laet plach te besitten. Hieraf is een brief, die copie vijndi op II. Ende dit pant besit nu Willeken Peters zoen van Diest. / Nu besittet Jan Dibbout. / Nu besittet Toen Wil Egels.
Oorspronkelijk inv.nr. 473.
Afschrift in Cartularium, fol.2 (no.7).
Regest 9 d.d. 1311 mei 3.
BCR291 CBM027
fol. jv BCR142 Aeriaen Gouloys, geheiten Dierics soen heeft beset, den Beghijnhof, enen schelling groot payments erflic. Ende die is bewiist van sinen testamentoirders, op Goessen de Metseners huys, opte Vismerct, neven Goyaert Heys huys op deen zijde.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. jv BCR143 Item XXIIII groten payments, opt huys ende erve, (op die Vischmerct,) gheleghen neven Jan Godelieven, dat men ghemeynlijc noemt in den Enghel. Ende dit pant besit nu Hein Smit die oude. / Nu besittet Lemmen Scrivers. / + Nu Peeter Lambrechs, den Engel.
(i.m.) Kersmisse
fol. jv BCR144 Item III groten payments, opt ander hoechuys, op die Vischmerct, neven Claes Sterken, ende dit pant besit nu Jan Baeys. / Nu besittet Peter Baeys. CBM110
fol. jv BCR145 Item IIII groten payments, die Katheline van Hoechstraten ghegheven heeft ende bewijst, opt huys ende erve, dat Peter Reysenaelden plach te siin, (op die Vischmerct,) gheleghen neven Claes Sterken erve voirscreven (BCR144) ende Hein Aernouwen erve. Hieraf is een brief, onder die capellane. Dit pant besit nu Claeysken Willem Reyners zoen. / Nu ghevet Dries uten Bogaert. / Ende nu Peter de Cuyper.
fol. jv BCR146 Item XXVIII groten payments, op een erve, daer voirtijts Ansem Ruseners verwehuys {was} op stoet, (op die Vischmerct,) gheleghen achter Aert Aniers huys. Hieraf is een brief, die copie vijndi op IIII. Dit pant besit nu Jan Naes ende Jueten Aniers kijnder. / Nu besittet Wyl die Hont. / + Nu Fransken Soeten.
(i.m.) kersen
Oorspronkelijk inv.nr. 490.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.14).
Regest 48 d.d. 1367 januari 13.
Afschrift in Cartularium, fol.4 (no.15).
Regest 69 d.d. 1394 februari 11.
Zie BCR261.
BCR298 en BCR299
fol. jv BCR147 Dese II schellingen IIII penningen, ende III schellingen voirscreven (BCR139) in ander side, heeft Janneken Dijc, beghine, ghecocht ende ghegheven, tot VIII libra kersen, voir Tielen van Mere haren oem. / Mer die III schellingen ghaf Truyken Joes ende doen Truyken doot was, heeft heer Arjaen Sadelmaker ghewonnen voer sinen chyns ende hevet Willem de Hont overghegheven, die der niet afgheven en wil.
(i.m.) Rö
Zie BCR240.
fol. jv BCR148 Item Marye van Holten heeft beset, {sente Kathelinen} den beginen, om keersen mede te copen, die men soude bernen in de conventen, twee oude groot erfchijns. Ende die heeft se bewiist, iaerlics te heffen, in die Cyngelstraet, op een huys ende erve, dat toebehoert sente Annen outaer, die nu ter tijt betaelt heer Peter Rutten, ende is gelegen tusschen heer Jan Sibbens huys ende erve op deen sijde ende Jans erve van Brecht op dander zijde. Gelijc die brief die{r} daeraf is, houdende enen ouden schilt, die welke maect XVI oude groot, daeraf dit die twee sijn. Welken brief is onder die capellanen erfbrieven van Breda.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1446.
Oorspronkelijk inv.nr. 507 , in dorso.
Regest 137 d.d. 1446 juli 12 (Marye van Holten, genoemd als meestersse).
fol. k BCR000 Dit is achter t kerchof ende aen die Plaetse.
fol. k BCR149 In den yersten II groten payments, opt huys, (achter t kerchof,) achter meester Jacobs, dat Claes Bolcs was. Ende dit pant besit nu Coppen Bolcs sijn zone. / + Tomas in den Voet. CBM070
fol. k BCR150 Item I groot payment, opt huys ende erve, (achter t kerchof,) daer (BCR149) ieghenover, dat her Heinric Aniers was. Dit besit nu Jan van Gagheldonc. / Nu besittet Lambrecht Molens. / + Nu Godert Pigghen. CBM026
fol. k BCR151 Item II 1/2 oude groten opt capitel van Breda.
fol. k BCR152 Item XXII groten ende XVIII miten payments, opt huys, naest den kerchove, dat meester Willem Gaeys was. Hieraf is een brief, die copie vijndi op V. Dit pant besit nu meester Heinric van Hoesden. / Nu besittet Lauwereys die Cruydenier. / + Nu Claesken Stoffels.
(i.m.) sinte Jansmisse
Afschrift in Cartularium, fol.5 (no.21).
Regest 25 d.d. 1346 december 20.
Afschrift in Cartularium, fol.5 (no.22).
Regest 50 d.d. 1368 mei 20.
BCR305 en BCR306 CBM080
fol. k BCR153 Item III groten payments, op die driedeel van den huse ende erve, (aen die Plaetse,) gheleghen neven Gielijs kijnder erve van Mere. Hieraf is een brief, sprekende van IX groten payments, die copie vijndi op III. Dit pant besitten nu Wil Emmen kijndere ende Hein Molen. / Nu betaelt Rob Reynkens ende Peter Emmen die Sloetmaker.
Oorspronkelijk inv.nr. 481 d.d. 1362 mei 21.
Afschrift in Cartularium, fol.3 (no.12).
Regest 45 d.d. 1362 mei 31.
BCR296
fol. k BCR154 Item IIII libra kerssen, op Lijsbetten Thonijs Bigghen weduwen huys, (aen die Plaetse,) dat voirtijts was Jans van Ghale. Die Lijsbeth voirscreven daerop bewijst heeft, van Dierwiven weghen van Aerle. / Kateliin Werners.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR252.
fol. k BCR155 Item XV oude groten, opt huys, (aen die Plaetse,) {neven} tusschen Anthonijs Bigghen ende die hostat voir die Borch. Hieraf is een brief, die copie vijndi op III. Dit pant besitten nu Katheline Rombout Eghels weduwe ende haer kijndere.
(i.m.) Lichtmisse
Afschrift in Cartularium, fol.3 (no.11).
Regest 10 d.d. 1317 december 24.
BCR295 CBM015
fol. k BCR156 Item een ghelt wijns, op den kelner van Sterken hoechuse, (aen die Plaetse,) gheleghen neven Rubbe Han Hughen erve. Hieraf is een brief, die copie vijndi op VI.
Oorspronkelijk inv.nr. 477.
Afschrift in Cartularium, fol.6 (no.28).
Regest 19 d.d. 1343 april 12.
BCR312
fol. k BCR157 Item VI schellingen groten payments, op huys ende erve, (aen die Plaetse,) achter Ghijsbrecht Pigghen ende siin ghebuere. Hieraf vijndi die brieve op VIII, ende dese VI schellingen reict men joncfrou Kuckelberchs uut, haer leven lanc, want si heeft se in dier manieren sente Kathelinen ghegheven.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1444.
Oorspronkelijk inv.nr. 506.
Regest 135 d.d. 1444 juli 21.
Afschrift in Cartularium, fol.8 (no.42).
Regest 53 d.d. 1371 oktober 1.
Afschrift in Cartularium, fol.8 (no.43).
Regest 68 d.d. 1393 juli 9.
Zie BCR264.
BCR327 en BCR328
fol. k BCR158 Item Wouter van Berghen, XXIIII groten pagamenti, van eenen beemde. / Nu ghevet Evert van Wisse.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. k BCR159 Item heer Dielis van {Gageldonc} Buersteden, de cononck, geeft III schellingen, van sinder moeder wegen, op alle sin ghoey, teen dat hy de drie schellingen bewesen heeft, als tot kerssen in covont. /
Dese III schellingen payments erfchijns, beloopende VI stuiver ende drie oirt stuiver erfchijns, hebben die executoers van her Engbrecht van Buersteden aengenoemen voir commer ende bewijst, opt huys ende erve, aen de Plaetse, dat sij Peteren Willems soon den Smit vercoft hebben, gelegen neven Engel van der Parten huys ende erve op deen side ende Hillegont Jans Bonten dochter huys ende erve op dander sijde. Gelijc die minute van den scepenbrieve, gemaict van den vercoope van den voerscreven huyse, {opten} uutwijst, die van der daten is XV
C ende thien (1510), opten lesten dach in aprille. /
Dit is ghelost nae mandement des keysers by Jan Jochym.

(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven: 1510.
fol. kv BCR000 Dit is pacht tot Breda.
fol. kv BCR160 In den yersten V lopen rogs, die Hubrecht van Ypelaer ghegheven heeft ende bewijst, op een stuc erfs, (tot Breda,) gheleghen neven der nonnenacker bi tcloester. Ende die nonnen hebben dat erve ende haren acker daermede ghemeerdert, ende ghelden den pacht. / + Die nonnen van den ouden clooester.
fol. kv BCR161 {Item VI lopen rogs, op II buynder beemde ende lants, (tot Breda,) gheleghen ieghen ts Hoeghen Cruys ter Merkenwaert, voirtijts gheheiten Putmansbraec. Ende Jan Smit te besitten plach ende daerna Kathelijn siin dochter, Jan Lemmens wijf was. Ende / nu ghevet Jan Fraey die Plattijnmaker. / Nu hevet Boyen Haeghaert. / + Nu Lambracht den [ Hovenier ] (37), aen die watermolen tot Ghinneken gelost.} (38)
fol. kv BCR162 Item III lopen rogs, van Yde Vools weghen, op II lopenzaet lants, (tot Breda,) gheleghen tusschen Alstens erve, dat Gherijt Ysaacs was, ende Heinric Rigeberchs erve, dat Lemmen Scoenmakers was. Dit pant besit Wille van den Watere. / Nu besittet Heinrix van Daelem. / In dye Ruylstech leit den pant, neven Coernelys Looen erf.
(i.m.) Hieraf is een instrument op VII.
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.37).
Regest 72 d.d. 1397 december 13.
vgl. BCR163.
BCR322
fol. kv BCR163 Item II lopen rogs, opt goet, (tot Breda,) dat Jan Culics (was), gheleghen tusschen Hein Fraeys erve ende Peters erve van Ypelaer. Ende dieselve Peter heeft een stucsken van dien pande aen sijn erve ghecreghen ende sijn erve daermede ghericht ende ghemeerdert. Des pleeght hi die II lopen te ghelden. / Nu besittet Aeriaen (39) ende Merten Rijken.
(i.m.) een kruis
Afschrift in Cartularium, fol.7 (no.37).
Regest 72 d.d. 1397 december 13.
vgl. BCR162.
fol. kv BCR164 Item II lopen rogs, van Jans weghen van Keessel, opt hoechuys, (tot Breda,) op Rul, daer men gaet doir die steghe ten Hoghenhoute, ende neven Jan Scellekens. Ende dit erve is mede onderpant van den II schellingen ouder groten so voirscreven is (BCR028). Dit pant besit nu Peter Jans zoen van Oesterhout. / Nu gevet Gorijs die den metsers dient ende woent te Ghinneken, bi die watermolen. / Nu besittet Jacop de Cuyper. / Nuy Woeyter den Wagemaker.
(i.m.) Nu Adam den Grelmaker. (40)
Zie BCR028.
fol. kv BCR165 {Item I lopen rogs, op een stuc erfs, gheleghen bi Ruseners watermolen, dat des ouden Jan Brants plach te sijn, ende {nu besittet} na besat Wijtken jonghe Jan Brants zoen. / Nu besit dat pant Noyden die Verwer, Wijtkens zwager. / Yken Noeydens. / Nu besittet Thoen Tielen met sinen zusteren. / Nu Bruynken op die Vismart.} Dit lopen rogs is ghelost van {Cornelis} Jan Gheraerts opten XXV dach van december anno 1575.
(i.m.) een kruis
fol. l BCR000 Dit is chijns ende pacht ter Tateringhen.
fol. l BCR166 In den yersten XVIII groten payments, op een stuc erfs, gheheiten die Bancke, dat Kathelinen van den Velde plach te besitten, (ter Tateringhen,) gheleghen tusschen die waterlaet ende Ans Ravels erve. Dit pant besitten nu Wouter van den Velde ende Gherijt van der Heiden. / Nu besittet Jan van der Heyden. CBM106
fol. l BCR167 Item XII groten payments, die Aleit van Gale, beghine, beset heeft ende bewijst, op een weide int {Hoghehout} Voirbusch, (ter Tateringhen,) die voirtijts Zebrecht Tierloots was, namaels Jans van Gale ende Aliten sijns wijfs voirscreven. Ende na Aliten dooet behielt ende besat Aert van Buyssen.
fol. l BCR168 Item I zester rogs, opt huys ende erve, (ter Tateringhen,) daer Michiel van Baringhen woent. Hieraf is een brief onder die nonnen, die copie vijndi op IX.
Oorspronkelijk inv.nr. 603 d.d. 1418 maart 9.
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.49).
Regest 78 d.d. 1401 juni 12.
BCR334
fol. l BCR169 Item I 1/2 lopen rogs, opt goet, dat Laurens Boudens zoen van den Veken besit, (ter Tateringhen,) gheleghen. (41)
fol. l BCR170 Item Ghoyaert Lauwereis Mermans zoen, vyf cortier rogs, (ter Tateringhen). (42)
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR171.
fol. l BCR171 Item V quartier rogs, opt goet ende erve, dat Jan Wilocs zoen ter Tateringhen in handen plach te hebben, {gheleghen} gheheiten den Langhenacker, (ter Tateringhen,) gheleghen tusschen erve Willem Wilocs ende Bouden van den Berghe. Dit besette{n} Ghijsbrecht van der Daesdonc. Ende dit besit nu Bouden van den Berghe voirscreven. / Nu besittet Jacop Boyens. / Nu besittet Cleis van der Corsput. / Nuy Goeivaerct Jans.
(i.m.) een streep. (43)
Zie BCR170.
fol. l BCR172 Item V groten payments, heeft beseet her Jan van der Groesen, op eenen beemt, ter Teteringhen. Ende nu betaelt Laureys Meermans kijnder. Ende den brief leghet onder de capellaenen.
Later (na 1427) bijgeschreven.
CBM111
fol. lv BCR000 Dit is tot Hertel ende tot Scimmer.
fol. lv BCR173 In den yerste V oude groten, op een huys ende hof, tot Hertel, gheleghen met eenre veide daer aenligghende; ende op enen acker, gheheiten Brakacker. Hieraf is een brief van X ouden groten, die copie vijndi op XIIII, die ander vive groten hebben die Sartoisen. (44) Dese pande besitten nu Jonas kijndere van Holten.
(i.m.) Mertini
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.67).
Regest 13 d.d. 1334 juli 1.
BCR352 CBM122
fol. lv BCR174 Item XL groten payments, tot Scimmer, op den calcoven et opt huys ende hof, dat daermede toehooert. Hieraf sijn die twee brieve doireen, die copie vijndi op XIIII. Dese pande besat tezamen Jan Haghenbeec. Nu besit den calcoven Tiel Coel. Ende dat huys besitten Herman Peters zoen ende Goden. / Dit hebben wi ghewonnen vorden chijns.
(i.m.) Bamisse
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.65).
Regest 27 d.d. 1348 januari 11.
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.66).
Regest 35 d.d. 1356 januari 27.
BCR350 en BCR351 CBM036
fol. lv BCR175 Item XXVI groten payments, op II buynre beemde, gheheiten dat Biesebloc, (tot Hertel,) gheleghen achter dat kerchof. Hieraf sijn II brieve, die copie vijndi op XIII. Dit pant plach te besitten Jacob But, dies een deel gaf der kerken om tkerchof te meerderen, namaels Andries sijn zoen, daerna Willem Bot ende die hevet uutghegheven. Nu besit / Willem Wijts.
(i.m.) Bamisse
Oorspronkelijk inv.nr. 597.
Afschrift in Cartularium, fol.13 (no.63).
Regest 31 d.d. 1353 juni 7.
Afschrift in Cartularium, fol.13 (no.64).
Regest 38 d.d. 1357 juli 25.
BCR348 en BCR349
fol. lv BCR176 Item XII groten payments, op een buynre beemde, ghelegen in die Croechte. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XIII. Dit pant besit nu Jan van der Voert. / Matijs Stops wijf plecht te gheven Magriet. / Ende nu Peter haer zuster.
(i.m.) Bamisse; een kruis
Afschrift in Cartularium, fol.13 (no.61).
Regest 39 d.d. 1357 juli 25.
BCR346 CBM030
fol. lv BCR177 Item VIII groten payments, op een half buynre beemde, gheleghen achter dat Hertelschelant. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XIII. Dit pant besit nu / Peter Bonten weduwe. Ende dese VIII groten voirscreven geven nu die van Dael, in de Steenbrughstraet, van der huise (BCR070).
(i.m.) Bamisse
Afschrift in Cartularium, fol.13 (no.62).
Regest 40 d.d. 1357 juli 25.
Zie BCR071.
BCR347 CBM031
fol. lv BCR178 Item 1/2 ouden groten, op een velt, tot Hertel, gheheiten Hemelrijc. Dit besit nu Claes Coninc ter Heiden. / Nu besittet Floer Arts tot ter Alst.
fol. lv BCR179 Item een sester rogs, tot Bavel, op Jan van Herle, dat Ghijsbrecht Bernier beset heeft, den arme baghinen te deilen. Daer is een instermet af.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1457.
Oorspronkelijk inv.nr. 567.
Regest 120 d.d. 1436 februari 6.
Regest 139 d.d. 1447 maart 20.
Oorspronkelijk inv.nr. 605.
Regest 148 d.d. 1457 april 11.
Zie BCR211.
fol. m BCR000 Dit is chijns ende pacht tot Ghinneken.
fol. m BCR180 In den yersten enen ouden groten, op den Heilighen Gheest (tot Ghinneken).
fol. m BCR181 Item II oude groten, op een stuc lants, gheheiten den Rubloc, (tot Ghinneken,) gheleghen tusschen Jan Lemmens erve ende Vrancken erve van Dorst, dat Lijsbeth Zeghers tot Bavele plach te besitten. Ende nu besit / tet Denijs Zeghers haer zoen. CBM063 ?
fol. m BCR182 Item IIII groten payments, opt huys ende erve, dat her Heinric Baecspec besat, (tot Ghinneken). Ende nu besit Willem van Hambruec. / Ende nu heer Florys. CBM061
fol. m BCR183 {Item [XXI schellingen] ende VII penningen groten payments, die joncfrou Heilwij van der Voirt gaf ende bewijsde, op een stuc ackerlants ende een stuc beemden, (tot Ghinneken,) gheleghen bi Lijndonc, gheheiten Blintscote. Hieraf is een brief, die copie vijndi op III. Dit pant besit.} (45)
Afschrift in Cartularium, fol. 3 (no.9)
Regest 8 d.d. 1308 november 7.
BCR293
fol. m BCR184 Item Meeus van der Hoelt, vyf lopen rogs, (tot Ghinneken,) die heeft beset Peter van Buiten ende Mergriet sin huisvrouwe; ende deen lopen den prochiaen van Breda, ende de vier lopen kersen.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 548.
Afschrift in Cartularium, fol. rv (no.76).
Regest 61 d.d. 1384 maart 22.
Regest 83 d.d. 1406 mei 17.
BCR272
fol. m BCR185 Item VII lopen rogs, op XII buynre goets, (tot Ghinneken). Hieraf is een scepenbrief, die copie vijndi op XII. Die brief houd VIII lopen, mer dat een lopen heeft die Heilighe Gheest van Ghinneken. Ende dit pant besit nu Heilwy van der Molen.
Afschrift in Cartularium, fol.12 (no.56).
Regest 60 d.d. 1383 februari 24.
BCR341
fol. m BCR186 Item VI lopen rogs, uut enen goede, gheleghen tot Ulvenhout, in Piex heininghe. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XII. Dit pant besit nu Margriet Gherijt Everaerts weduwe. / Nu besittet Bertel haer zoen.
Afschrift in Cartularium, fol.12 (no.57).
Regest 47 d.d. 1366 april 28.
BCR342
fol. m BCR187 Item VI lopen rogs, die besette joncfrou Lijsbeth van Lijndonc ende heeft se bewijst, op een buynre beemde, (tot Ghinneken,) ghelegen tot Lijndonc, gheheiten dat Dijcsken. Dese betaelt nu Bartram van Lijndonc, joncfrou Lijsbetten voirscreven brueder. / Nu betalet een, heit Laureys ende is een waghemaker, die de wedue heeft van Lijndonc. / Nuy Coernelijs Broex.
fol. m BCR188 {[Item IIII lopen rogs], uut enen stuc lants, (tot Ghinneken,) gheheiten dat Grooetrut. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XII. Ende desen [IIII lopen] bewijsde Pauwels Potter, voir dat huys, dat hi had van sente Kathelinen, van der infirmerien tot tochten. Dit pant besit nu Noytken die Wever.} (46)
Afschrift in Cartularium, fol.12 (no.58).
Regest 66 d.d. 1389 november 8.
BCR343
fol. m BCR189 Item I lope rogs, opt goet, tot Notsel, dat Willems van Baerle is, ghelegen. (47) Dit betaelt die jonghe Lanc Rommen. (48)
fol. m BCR190 Item IIII groten payments, betaelt die kerke van Ghinneken, uut XXX groten payments, die dieselve kerke iaerlijc heeft, op enen beemt, (tot Ghinneken,) ghelegen tusschen Pauwels van der Daesdonc ende Zebrecht Tierloots zoen op deen side ende Jan van Kockelberghen op dander side, ende die Marke daertusschen lopende. Ende hieraf heeft die kerke voirscreven enen brief.
Later (na 1427) bijgeschreven.
fol. m BCR191 Item Margriet Cleys Sterken dochter heeft beset, beset den Beghiinhove tot Breda, een veertel rogs erflic, om keersen mede te copen, ende iaerlics te deylen in den conventen. Behoulic dat se Cornelye Erenbouts dochter heffen sal haer leven lanck. Welke veertel rogs sal men iaerlics heffen, te Bavel, (1) op anderhalf buynder goets, aldaer gelegen is, neven Cornelis Byescalkens soen erve op deen sijde ende Jans sijns broeders erve op dander sijde. (2) Item noch op II lopens lants, neven ts herenstrate op deen sijde ende Onser Vrouwenaltaer erve op dander sijde. (3) Item noch op 1/2 buynder heyen, geheyten den Bellenbolc, neven Ian Schotins erve op deen sijde ende ende Aerts van der Molen erve op dander sijde. Te vrijen met herenchijse ende met II hoenderen. / + Nu Jan [ Wets ***s ] (49) tot Galder.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1474.
Oorspronkelijk inv.nr. 568.
Regest 168 d.d. 1474 december 3.
Afschrift in Cartularium, fol. t (no.81), (met aantekening) Nu Jan Gheeraert Bien, nu Mathijs sijn soen.
Regest 151 d.d. 1459 april 3.
BCR277
fol. mv BCR000 Dit is chijns ende pacht in die Haghe.
fol. mv BCR192 Item, op die hoeve in Lieschbosch, (in die Haghe,) twe scellingh ende drie penningh grote tjaers erfchys paeyments. Die coppye vindy van den brieve op. (50)
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR135 en BCR136.
fol. mv BCR193 In den yersten X schellingen VI penningen groten payments, op III buynre erfs, gheleghen tot Overvelt, (in die Haghe,) neven Dieric Boelen zoens goet op die een side ende Wouters erve van Goerle op dander side. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XIIII. Dit pant besit nu Heinric van Goerle. / Dit betaelt half Gherijt Oerelman aen die Tolbruc ende Peter Jans zoen van Gorle, tot Overvelt die ander helft.
(i.m.) Bamisse
Oorspronkelijk inv.nr. 579.
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.68).
Regest 82 d.d. 1404 september 28.
BCR353
fol. mv BCR194 Item XXX groten payments, die joncfrou Katheline van Mere gaf ende bewijsde, op een weide, (in die Haghe,) gheheiten die Putoer. Hieraf is een instrument, die copie vijndi op XV. Dit pant besit nu Peter Blarinc. / Nu besittet Claeys Lauwereys t.
(i.m.) Bamisse
Oorspronkelijk inv.nr. 580.
Afschrift in Cartularium, fol.15 (no.72).
Regest 86 d.d. 1410 februari 15.
BCR357
fol. mv BCR195 Item I groot payment, op die goede, (in die Haghe,) die Godeken Yden zoen plach te besitten. Ende nu besit. (51) CBM068
fol. mv BCR196 Item I groot payment, opt huys ende erve, (in die Haghe,) daer Han [ Maes ] (52) woende.
fol. mv BCR197 Item II groten payments, op enen beemt, (in die Haghe,) die Ans Vos was. CBM028
fol. mv BCR198 Item I groot payment, op Willeken Ribaerts goet (, in die Haghe).
fol. mv BCR199 Item Nelken Prinsen in de Hage, twe lopen rogs, (in die Haghe,) van Cleer Betten wegen, die gaf dese twe lopen. Daer een ysterment af is. Ende starf int jaer duisent CCCC ende LXXIX (1479), derthien dage in april.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1479.
fol. mv BCR200 Item VI lopen rogs, op alrehande pande, (in die Haghe,) als die brief daeraf begrijpt, die copie vijndi op XIIII. Dese pande of een deel daeraf besit nu ende betaelt den pacht Ans Vos. / Nu besittet Goeyen Jan Goeyns.
Oorspronkelijk inv.nr. 581.
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.69).
Regest 56 d.d. 1379 januari 13.
Afschrift in Cartularium, fol.14 (no.70).
Regest 88 d.d. 1414 mei 15.
BCR354 en BCR355
fol. mv BCR201 Item IIII lopen rogs, op een half buynre weyden, ghelegen tot Boeymer, (in die Haghe,) neven ts heerenstrate. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XV. Dit pant besit nu Thonijs Faeyter. / Nu ghevent Jan van der Hulsten kinder.
(i.m.) een kruis
Afschrift in Cartularium, fol.15 (no.71).
Regest 77 d.d. 1400 augustus 4.
BCR356
fol. mv BCR202 Item II lopen rogs, {opt goet dat}/ op II eusele, die / Claes die Smit besat, (in die Haghe,) ghelegen / int Perdbroec. Een stuc, tusschen erve Lijsbetten van Buersteden op beiden siden. Dander stuc eusels of bolx, gheleghen tusschen erve Jans van der Hulst op die oestside ende Ghijsbrecht Pigghen erve of Mergriet Dibbouts op dander side. Dese pande besit nu Lijsbeth voirscreven.
fol. mv BCR203 Item II lopen rogs, opt goet, (in die Haghe,) dat Han Vaes besat, daer hi op plach te wonen. Dit besit sijn dochter nu ende betaelt. / Nu Ghorijs die Backer.
fol. mv BCR204 Item Huygheman van Gagheldonck heeft beseet, den Beghijnhove tot Breda, eenen halven arnoldusgulden erflijc, op een stuc erfs, houdende omtrent II 1/2 buynder, geleghen op die Loer, dat Wouter Jans soens was. / Nu ghevet Ans Crauwels.
(i.m.) opt die Loer; een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR214.
fol. n BCR000 Tot Oesterhout
fol. n BCR205 die coppy van den brieve vindi op VIII.
Item Heylken Celen van Oesterhout, baghijn ende costers tot dier tijt, besette ende gaf, II lopen rogs arfelic, ende Mari haer suster oec II lopen rogs arfelic, te heffen tot Oesterhout, uut enen halster, daer die Heilighe Gheest van {Ghinneken} Oesterhout die ander veertel af heeft. Ende onder die kerc van Oesterhout, so leghet die scepenbrief die daeraf is.
Item hets te weten dat men die II lopen van Marien nu heffen en sal, alsolanghe als si leeft.

Later (na 1427) bijgeschreven.
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.45).
Regest 113 d.d. 1430 maart 22.
Zie BCR206.
BCR330
fol. n BCR206 Heilwijch Celen ende Marye haer zuster, wijlen beginen hier opt hof, hebben beset, den Beghijnhove, een veertel erfrogs, op seker onderpanden, gelegen achter Den Hout. Te weten: (1) op twee buynder erfs metten husingen {die}, neven Jan Reyners opte zuytzijde ende Peter Hugen opte noortzijde. (2) Item noch een buynder, int Gansmoer, neven Jan Troost erve opte zuytsijde ende Thijs Jannes opte noortzijde. (3) Item noch X lopensaet erfs, geheyten den Langenacker, neven Jan Troost opte zuytsijde ende Godevaert Martens opte noortzijde. Te vryen dese panden met VII veertelen erfrogs ende met herenchijnse. Na uutwiisen eens scepenbriefs {die}, houdende II veertelen erfrogs, die leget onder de heiligeestmeesters van Oesterhout, dien dander veertel toebehoirt. Ende heeft begeert de twee lopen tot keersen.
(i.m.) een streep. (53)
Later (na 1427) bijgeschreven.
Afschrift in Cartularium, fol.9 (no.45).
Regest 113 d.d. 1430 maart 22.
Zie BCR205.
BCR330
fol. n BCR000 Dit is tot Rijsberghen.
fol. n BCR207 In den yersten IIII {lopen rogs, opt goet, dat Heinrics Rovers was, gheleghen tot Rijsbergen, geheiten de Leemputten} / Nuy Aert dye Keyser. / Dit pant besit nu Hein Daenkens. / Hier gheeft her Jan Clericis, II lopen, ende Dierike Jan Gorijs, II lopen. / Nuy Peter Laten tot Theychlen.
fol. n BCR208 Item II lopen, opt goet, dat Ghorijs Jans was, (tot Rijsbergen,) ende nu besit Jan Gorijs sijn zoen. / Ende nu sijn kinder tot Oekel. / Nuy Jan van den Broeck.
fol. n BCR000 de Haghe.
fol. n BCR209 Item joncfrouv Mergriet van den Vuchtschoet heeft beset, den baeghijnen, te kerssen, twe virtellen rogs ende een viertel rogs, voir haer jaergetijde mede te doen {dat} des jaers, maect drie virtel rogs tesamen. Ende de vierde viertel hevet t Gasthuys, die hevet den Eerfbriefe onder. Item dees twe virtelen tot kerssen voirscreven quam verholen commer, so{p}dat sij niet meer en hiefven van den twe virtelen voirscreven dan sesse lopen rogs. Also is Mary Claeus Styckers dochter ghecomen ende heeft beset in ghelde, twe lopen rogs eerfelic, te kerssen, den baeghijnen. Soe is den verholen commer daermede betaelt met Maryen voirscreven gelde. Soe sin noch de twe eerste virtelen rogs geheel ghebleven ende is mede delachtich in de twe virtelen tot twe lopen toe. Ende dit pant hevet Jan Pauwels in de Haghe nu metter hant. / + Nu Peeter [ Stonts ] ghijft die een virtel ende Peeter Ariaens gheft die twe virtelen.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 583.
Regest 130 d.d. 1442 juli 24.
Afschrift in Cartularium, fol.z (no.86).
BCR282
fol. nv BCR000 Dit is tot Etten / ende Sprondel.
fol. nv BCR210 In den yersten een zester rogs, dat meester Heinric van der Beke ghegheven heeft ende bewijst, op zeker onderpande, gheleghen opt Eynde van Sprundel, in die vierscaer van Etten. Ghelijc als die scepenbrief dat bewijst, die copie vijndi op X. Dit pant plach te besitten Philips van der Lecke, nu besittet. (54)
Afschrift in Cartularium, fol.10 (no.52).
Regest 71 d.d. 1396 augustus 13.
BCR337
fol. nv BCR211 Item III beyersgulden, op Heyn Kox, (tot Etten,) die Ghijsbrecht Bernier daerop beset heeft, tot kersen. Ende daer is een insterment af.
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 605.
Regest 148 d.d. 1457 april 11.
Zie BCR179 ; zie BCR266.
fol. nv BCR212 Item een vertel rogs, (tot Etten,) tot kersen, die Willem Woutersen beset heeft. Dat gheeft Rombout die Coninc. Daer is een insterment af.
Later (na 1427) bijgeschreven.
Oorspronkelijk inv.nr. 551.
Regest 147 d.d. 1456 december 15.
Zie BCR267.
fol. nv BCR213 {Item Jan die Vroem gheeft, I 1/2 lopen rogs, (tot Etten,) dat Cornelij van den Brande ghegheven heeft, tot kersen.}
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR262.
fol. nv BCR214 {Item Ans Crauwel gheeft, enen halven arnoldisgulden, die Huyghe van Gagheldonc besette, op enen beemt, (tot Etten,) after Wouter Jansens.} (55)
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven.
Zie BCR204 voor correcte cijnspost.
fol. o BCR000 Dit is tot Alphen ende tot Caem / ende Baerle.
fol. o BCR215 In den yersten VIII lopen rogs, die Margriete Evergheers ghegheven heeft ende bewijst, op een stuc lants, (tot Alphen,) gheleghen tot Buschoven. Hieraf is een brief, die copie vijndi op XI. Dit pant besit {nu} Katheline Woers, Heinrics Haes vuoren dochter. Nu besittet Godevaert van Olmen. / Nu besittet Lemmen Gheens. / Nuy Geryct Coernelijs. / + Michiels soen Gheraert.
Oorspronkelijk inv.nr. 546.
Afschrift in Cartularium, fol.11 (no.53).
Regest 87 d.d. 1410 november 28.
Regest 217 d.d. 1520 januari 10.
BCR338
fol. o BCR216 Item II lopen rogs, die joncfrou Heilwij Heinrics, Lucien dochter van Baerle beset heeft, der fermerien, ende bewijst te heffen, in Buschoven, op enen acker, gheheiten den Brunecker. Hieraf is een instrument, die copie vijndi op XI. Dit pant besat {nu} Jan Kerstinen zoen. / Nu besittet Thonijs die Moelner, Noyt Liben zoen./ Nu besit. / Nuy Jan dye Laepper.
Afschrift in Cartularium, fol.11 (no.54).
Regest 21 d.d. 1343 juli 18.
BCR339
fol. o BCR217 {Item III lopen rogs, die Heinric die Verwer gaf ende bewijsde, op goede te Came; ende op een weide, gheleghen tot Breda, bi die Marke, gheheiten Voelkensgraft. Hieraf is een instrument, die copie vijndi op XII. (1) Ende dit pant tot Came besat {nu} Hein Oeden zoen tot Came, die Wouters Oeden zoens zoen was, ende Gheilen sijns wijfs. Daer dat instrument af ruert. / Nu besittet Wouter die Moelner, Jans Moleners zoen. / Nu besittet sijn zoen. / (2) Ende dat pant bi die Merke voirscreven besit nu Jan Ysaac. / + Nu Jan Stop tot Caem. / afgelost.} (56)
Afschrift in Cartularium, fol.12 (no.55).
Regest 58 d.d. 1381 april 20.
BCR340
fol. o BCR218 {Item IIII lopen rogs, die joncfrou Katheline Scenckels, beghine, beset heeft ende bewijst, tot Came, op Ele hoeve van Came. Ende des pachts es vele, ende daer deilen in Jans kijnder van Buyten ende oude Kateline Elen, mer van desen IIII lopen voirscreven, soe sellen hebben die beghinen van Hoechstraten II lopen. / Dit gheeft Jan die Writer.} (57) /
Dit waert vercocht ende in sint Katelinen orbaer bracht int jaer XIIIIC ende LX (1460).
fol. o BCR219 Jouffrou Bontens heeft beset, der fermeryen, II veertelen rogs, uyt VI veertelen tot Baerle. Daeraf die brief is, onder den Heyligen Geest van Breda. Betaelt nu Jan de Brouwer tot Baerle, / uut eenen stuck beemds, geheyten dat Beersscot, neven Tielman Berne van den Heergraft zuytwaert ende Heinrick Meetten op dander syde noertwaert. / + Nuy Woeyter van Ghoerp ende Jan Heynryck Schoenmakers.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1452.
Oorspronkelijk inv.nr. 547.
Regest 142 d.d. 1452 juni 15.
fol. ov BCR000 Alfen.
fol. ov BCR220 Margryet Evergeers heeft beset, der fermeryen, op twee buynder erfs, (tot Alfen,) gelegen tot Boschoven. Na uutwijsen eens scepenenbriefs, daeraf die copie staet hier in desen boeck op XI. VIII lopenen rogs.
Oorspronkelijk inv.nr. 546.
Afschrift in Cartularium, fol.11 (no.53).
Regest 87 d.d. 1410 november 28.
Zie: BCR215.
fol. p BCR000 Ghilse.
fol. p BCR221 Lijsbet Rybaerts, wijlen Gieliis dochter van Meer heeft beset, den Beghijnhove, een veertel erfrogs, die haer testamentoirders hebben bewijst, in de prochie van Ghilse. Na uutwisen eens instruments dat daeraf is onder dander brieve. / + Nuy Jan dye Vylde ten Nerven.
Later (na 1427) bijgeschreven: 1462.
Oorspronkelijk inv.nr. 564.
Regest 150 d.d. 1457 september 27.
Regest 154 d.d. 1462 november 5.
fol. p BCR222 Item Merten Aeriaen Daenen zoen, wonende ten Ryeen, van Mergrieten van den Zande wegen. Daer enen {scepenenbrief af is} ysterment af is, als van eender viertel rogs erfpachts. Ende dit waert gegeven int jaer duisent vierhondert ende LXXIX (1479), XI dage in meye.
(i.m.) een kruis
Later (na 1427) bijgeschreven: 1479.
fol. pv BCR000 blanco folio.
fol. q BCR000 Dit is den chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is.
fol. q BCR223 {In den yersten den lantsheere, tot bamisse, XXXII penningen lovense, maken III 1/2 ouden groten I 1/2 miten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).}
(i.m.) een kruis.
fol. q BCR224 {Item dat capitel van Breda ende den capellanen tezamen, II oude groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).}
fol. q BCR225 {Item sinte Jacobs altaer, II 1/2 ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).}
fol. q BCR226 Item den altaer int coer ten beghinen, II ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
(i.m.) sint Kathelinen
fol. q BCR227 Item Onser Vrouwen altaer ten beghinen, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR228 (i.m.) Item cupers altaer, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is). (58)
fol. q BCR229 Item der silmissen tot Breda, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR230 Item des Heilichs Gheests altaer, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR231 Item des Heilichs Cruys altaer, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR232 Item Onser Vrouwen altaer, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR233 Item Onser Vrouwen altaer bi den toren, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR234 Item sente Aechten altaer, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR235 Item dat altaer {voir} onder Onser Vrouwen in den hoec, I ouden groten (chyns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR236 Item sente Jans Baptisten altaer, 1/2 ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR237 Item sente Jans Ewangelisten altaer, 1/2 ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. q BCR238 Item Onser Vrouwen altaer int Gasthuys, I ouden groten (chijns die sinte Katheline iaerlijcs sculdich is).
fol. qv BCR000 Dit sijn die kersen die sinte Katheline jaerlijcs den joncfrouen gheeft. (59)
fol. qv BCR239 In den yersten Jan van Kaertscot, VIII libra (kersen).
Zie cijns: BCR038.
fol. qv BCR240 Item Tiel van Mere, Janneken Diken oem, VIII pont {III schellingen groten, VIII libra, VI schellingen groten payments } te kersen.
Zie cijns: BCR147.
fol. qv BCR241 Item joncfrou Godelt van Riel, beghine, tot kersen, III schellingen groten.
Zie cijns: BCR075.
fol. qv BCR242 {Item Lijsbeth Noydens, I libra (kersen).}
Zie cijns: BCR040 , daar ook doorgestreept.
fol. qv BCR243 Item Katheline Gielijs weduwe van Mere, V libra (kersen).
Zie cijns: BCR023.
fol. qv BCR244 Item joncfrou Beatruys van Laeracker, VI libra (kersen).
Zie cijns: BCR120.
fol. qv BCR245 Item Yde Tielmanen wijf, 1/2 libra (kersen).
Zie cijns: BCR094.
fol. qv BCR246 Item die vrouwe van Rosendael, XVI libra (kersen).
(i.m.) dese betaelt sinte Katheline.
fol. qv BCR247 Item Noyt van der Braben, III libra (kersen).
(i.m.) dese betaelt sinte Katheline.
fol. qv BCR248 Item Jan die Graeuwe, III libra (kersen).
(i.m.) dese betaelt sinte Katheline.
fol. qv BCR249 Item Rutgher Mercelijs zoen, XXI groten payments, (tot kersen).
Zie cijns: BCR123.
fol. qv BCR250 Item Cristine van den Aerde, III schellingen groten payments, (tot kersen).
fol. qv BCR251 Item Ydeken Waghenmakers, die beghine, III schellingen groten, (tot kersen).
fol. qv BCR252 Item Dierwijf van Aerle, IIII libra kerssen.
Zie cijns: BCR154.
fol. qv BCR253 Item Gheertruyt Merselijs Montens, III libra kerssen. CBM001?
fol. qv BCR254 {Item Jan van den Steen, II libra kersen.}
fol. qv BCR255 Item Claeus die Mesmaker, XXVI groten payments, tot kersen.
Zie cijns: BCR100.
fol. qv BCR256 Item Cornelijs Reynouts soen, IIII oude groten, tot kersen.
Zie cijns: BCR094.
fol. qv BCR257 Item Jan Brits met sinen ghebuer, II schellingen groten, tot keerssen.
fol. qv BCR258 Item Hein Wil Elen soen, XII groten, tot keerssen.
Zie cijns: BCR126.
fol. qv BCR259 Item van Nouten, II libra keerssen.
Zie cijns: BCR118.
fol. qv BCR260 Item Gheertruyt Joes, III schellingen groten, tot keessen.
Zie cijns: BCR139.
fol. qv BCR261 Item Jan Naes, XXVIII groten, tot keerssen.
Zie cijns: BCR146.
fol. qv BCR262 Item Cornelijs van den Brande, I 1/2 lopen rogs, tot kersen.
Zie cijns: BCR213.
fol. qv BCR263 Item Mergriet Winters, III schellingen groten, tot keerssen.
Zie cijns: BCR032.
fol. qv BCR264 Item joffrou Kockelberch, VI schellingen groten, tot keerssen.
Zie cijns: BCR157.
fol. qv BCR265 Item Heynriic Denijs ende Magriet sijn wijf hebben ghegeven ende bewesen, den baghinen van Breda, op haer huys, VI pont kersen, na hare beider doot arffelijc te heffen dese kersen. Ghaven ende bewijsden si int jaer M CCCC LV (1455), des saterdaechs na Onser Vrouwendach half oest.
Zie BCR032 en BCR264.
fol. qv BCR266 Item {br} Ghijsbrecht Bernier, III beyersche gulden, (tot kersen).
Zie cijns: BCR211.
fol. qv BCR267 Item Willem Wouters, I veertel rogs, (tot kersen).
Zie cijns: BCR212.
fol. qv BCR268 Item Katelijn Hoeken, I veertel rogs, (tot kersen).
fol. r no 73 BCR269 Dees drie scellingh grote heeft beset Hillegondt van Meer, ende gaf desen brief bij haren levende lijve.
Wij Godevaert van Loenhout ende Peter die Bonte, scepen in Breda, orconden dat voer ons quam Diederic Jans Wisselaers zone was, ende lide dat hij vercocht hadde om een somme van gelde, die hem vol ende al betaelt es, Willem Jans Baerdmakers zone, drie scellingh grote tsiaers erflix schyns payments, daer die een coman den anderen mede betalen mach, te heffen jaerlix die een helft op sente Jansdach mydzomer ende dander helft op kersavondt, uut den tween cameren, die ghelegen zin ten Eynde, neven erve Mathijs Mottenbaerd op die een zide ende Lysbet Wevers erve an dander zide. In welken drien scellingh groten tsiaers erflix chijns voirscreven, Willem voorghenoemt ghevest es, ende toegedaen met vonnes ende met recht, sodat sij hem zeker sijn ende vaste. In orconden desen brieve met onsen zegelen bezeghelt int jaer ons Heeren M CCC zes ende tachtich, des donresdaghs na sinte Marcusdach (1386 april 26).
Desen voirscreven schijs is gegeven in de kerck mee te lichten.
BCR085 JCB062
fol. r no 74 BCR270 Enen ouden groten van Jan Guetgebuer.
Item Jan Guetghebuer, die men hiet Jan Jacop Rutten zoen, heeft beset den baeghijnen te Breda, op Loey van Brinckel huys, die men heijt Gruysel, enen ouden groten comende uut achthien ouden groten, daer den brief af onder capittel leghet. Ende daer deijlen meer personen aen, als capittel ende capellanen, ende sinte Joes altaer buyten de Lombartpoert, ende noch meer ander.
BCR054 JCB?
fol. r no 75 BCR271 Dit is dat Yken Noyens beset heeft, daer een ysterment af is, ende den brief is onder den capelanen.
Item Yken Noyens heeft beset, op haeren hoof in de Donck, die Willem Rovers de Verwer in handen heeft, te kerssen, derdalven stuver.
Ende Yken Noyens heeft noch beset, op Dierix Corstyaens ende Anthonis Mertens, wonende bey opten Haeghdyck aent Donckveken, twe lelyaerts ende een half sceysken. Ende dit is kersgelt.
BCR127
en BCR112
JCB134
fol. rv no 76 BCR272 Item dees IIII lopen rogs heeft Peter van Buyten ende {sin huis} Mergriet van Meer, sin huisvrou, beset, ende noch een lopen rogs; soe hout den brief vijf lopen ende dat vijfste lopen lopen moeten wij uutreyken den prochiaen van Breda.
Wij Aerd van den Welle ende Jacop van Eijsel, scepen in Ghinneken, oronden dat voer ons quam Willem Hessel Druyts zoen, ende lide {hi} dat hij vercocht hadde om een somme van gelde, die hem vol ende al betaelt is, Janne van Bavel, Heinricx zone van Bavel was, vijf lopen rogs tsiaers erfelic pachts, goet ende cusbaer, te leveren erfelic ende alle jaer bynnen Breda, metter maten van Breda, op Onser-Liever-Vrouwendach als men kerssen draghet, uut alsulken erve als Willem voirschreven bleef nae dode siin vader, ende gelegen is in Chaem. Welc voirschreven erve Willem voerghenoemt geloeft heeft te vrijen ende te waeren met zestehalven lopen rogs tsiaers, die daer alle jaer tevoren uutgaan. In welken vyf lopen rogs tsiaers erfelic pachts voirschreven Jan voerghenoemt ghevest is, ende toegedaen met vonnesse ende met recht, sodat hem zeker is ende vast. In orconde desen brieve met onsen zegelen beseghelt int jaer ons Heren M CCC vier ende tachtich, twe en twyntich dage in merte (1384 maart 22).
Dese voirschreven IIII loopen sin beset tot kerssen te deilen.
BCR184 JCB061
fol. rv no 77 BCR273 Item Gheertruijt Berten heeft beset vier scellingh grote tsiaers erfschijs payments, de twe schellingh sin gemaect den capellannen uut dese vier scelling, ende die hebben den scepenenbrief hieraf, ende wij hebben een esterment hieraf. Ende dese twe scellingh voirschreven sin beset totter lampen, ende desen pant leegt buyten t Ghasthuis op Rulle, ende Hein Loyer heeften nu in handen, met Jacop van Apsel ende meer ander, meer Hein Loeyer perseel ghevvet uut.
Oorspronkelijk inv.nr. 517.
Regest 70 d.d. 1395 september 6 (4 schellingen, Jan Beerten Wouters soen).
Regest 173 d.d. 1478 september 19 (4 schellingen, Gertrudis Berten).
BCR? JCB143
fol. s no 78 BCR274 Dit halster rogs heeft beset Janneken Dijcks, de baghijne, deen virtel tot kersen, II lopen in de lampe, II lopen in de fermerye.
Wij Bertelmeus Jans sone ende Peter die Rover, scepen in den Hage, orconden dat voer ons quam Hughen uut Varenhout, ende lide dat hij vercoft hadde om een somme van gelde, die hem vol ende al betaelt es, Willem Martyn, acht lopen rogs tsiaers erfpachts, guet ende cusbaer, te leveren alle jaer binnen Breda op Onser Vrouwendach Lichtmysse, (1) uut anderhalven buynre eerfs, luttel myn of meer, gelegen op dat zuuiteinde van der Beke, neven Aerdts Bruynen erve op die een zide ende die heyde op die ander zide. Te vrijen ende te waren desen onderpant voirschreven met zes lopen rogs erfpachts, die daer jaerlicx voren uutgaen. (2) Item uut enen ghemete gueds, luttel myn of meer, gheleghen in Varenhout, neven Hughen voirscreven ende Jans sins {by} brueders guet op die een zide ende die heyde op die ander zide; betymmeert met enen huijse, ghelyck dat Huige voirschreven nu ter tijt besittende es. (3) Item noch uut eenen lopensaet lants, luttel myn of meer, gheleghen Huighen ens Jans sins broeders goet voirscreven op die een zide ende Ansems erve van Ludick op die ander zide. Te vrijen ende te waren dese voerseide onderpande met vijftalven penningen lovenschen te heerenschynse. In welcken acht lopen rogs erfpachts voirschreven Willem voirseyt gevest es, ende toeghedaen met vonnesse ende met recht, soedat sij hem zeker sin ende vaste. In orcond desen brief met onsen zegelen bezeghelt int jaer ons Heeren dusent CCC acht ende tneghentich, twintich daghe in januario (1398 januari 20).

Oorspronkelijk inv.nr. 584
Regest 73 d.d. 1398 januari 20.
BCR? JCB074
fol. sv no 79 BCR275 / Mergriet van den Water /
Wij Geryt Crystus ende Wijtman van Meer, scepen in Breda, orconden dat voer ons (quam) Peter Matheeus sone buyten t Ghasthuis, ende lide dat hij vercoft heeft om een somme van gelde, die hem vol ende al betaelt is, Heijlwijgen Willems dochter van den Kerchove, der baghijnen, tot behoef der fermeryen opten Baghinhove binnen Breda, thien goede stuvers of die weerde daervoer in anderen goeden gelde tsiaers erfchijns, te betalen alle jaer op sinte Lauwereisdach, uut ende op sin huis ende erve met sinre toebehoerten, dat Peter voirscreven nu ter tijt besyt, ende is gestaen ende ghelegen buyten t Ghasthuis, neven Cornelis Meeus Rijken soons huis ende erve op deen zide ende Jans Cuypers huis ende erve op dander zide. Te vrijen ende te waeren dit huis ende erve voirscreven met twintich ouden groten erfschijs, ende met twe scellinghen groten erfchijns payments, daer deen coman den anderen mede betalen mach, daer erfelic voer uutgaende. In welken thien stuver voirscreven die voirscreven Heijlwich ghevest is, ende toegedaen met vonnis ende met recht, tot behoef der fermeryen, sodat se der fermerien seker sin ende vast. In orcond desen brieve met onsen zegelen besegelt int jair ons Heren duysent vierhondert vier ende tseventich, seventhien daghen in augusto (1474 augustus 17).

Oorspronkelijk inv.nr. 515
Regest 167 d.d. 1474 augustus 17.
BCR? JCB137
fol. sv no 80 BCR276 Desen naegescrevenen brief heeft beset Lysbet van den Sande haer jaergetijde mede te doen, ende wes hieraf over, doen sal mij kerssen om copen om te dragen.
Wij Jacop van den Wijngaerde ende Heinrix van Corvele Heinrix sone, scepenen in Breda, orconden dat voer ons quam Jan Beyen de Volre, en lide dat hi vercoft hadde om een somme van ghelde, die hem vol ende al betaelt is, Aert Jans sone van Buyten, drie scellingh grote tsaers erfchijns payments, daer deen coman den anderen mede betalen mach, te ghelden eerfelic ende alle jaer op sente Bavendach, uut eenen huyse ende erve met sinder toebehoerten, dat hi nu ter tijt besyt, gheleghen ghelegen buyten dEindporte, neven Jacop Denis soons erve, gheheyten Coppen die Valkeneer, op deen zide ende Jan Dierix erfghenamen erve op dander sijde. Te vrijen ende te waren desen onderpant met sesse scellingen groten eerfchijns payments voirscreven, die daer jaerlix voer uutgaet, op horen gherechten chijnsdach. In welcken erfchijnse Aert van Buyten voirscreven ghevest es, ende toeghedaen met vonnes ende met recht, sodat hij hem seker es ende vast. In orcond desen brieve met onsen zegelen besegelt int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende achthien, acht dage in december (1418 december 8).
Item desen voirscreven brief heeft gegeven en beset Lysbet van den Sande int jaer M CCCC ende een ende tachtych, XXIX dage in meye (1481, 29 mei).

Oorspronkelijk inv.nr. 495
Regest 94 d.d. 1418 december 8.
BCR283 JCB087
fol. t no 81 BCR277 Item desen naeghescreven brief van desen halster rogs sal Cornelis Eerenbouts dochter heffen, also langh als sy leeft, ende nae haerder doot dan eerst sullen heffen de meesterssen.
Wij Jan Buick ende Lambrecht Rombouts sone van Eyssele, scepenen in Ghinneken, orconden dat voer ons quam Goidschalc Jan Byes Goidscalchx sone, ende lide dat hij vercoft heeft om een somme van ghelde, die hem vol ende al betaelt is, Mergrieten, wylen Claeus Staerken dochter, Heynrick Mychiels soons wittighe wive, een halster rogs tsiaers erfpachts, goet ende cusbaer, te ghelden ende te leveren erfelic ende alle jaer bynnen Breda, ende metter maten van Breda, op Onser-Liever-Vrouwendach Lichtmysse, (1) uter huysinghen, schueren, hovinghen ende eerfnyssen met hoerre toebehoerten, ende uten erve daer aenliggende, die Goidschalc voirscreven nu ter tyt besyt, houdende omtrent anderhalf buynder, luttel myn of meer, ghelegen te Bavel, neven Cornelis Jans Bies Goidschalcx soons eerve op deen zide ende Jan Jans Bies Goidschalcx soons sins broeder erve op dander side. (2) Item noch uut enen stuck beemden, houdende een buynder, luttel myn of meer, geheyten d Buynderken, ende is gelegen te Bavel aen deen {berch} Santberch, neven Ghijsbrecht Goidschalcx erfgenamen erve op deen zide ende Jans eerve van der Molen op dander zide. (3) Item noch uut tween lopensaet lants, luttel myn of meer, gelegen tegen dese voirschreven huysingen over, neven t heerenstrate op deen zide ende Onser Vrouwenoutaers erve van Bavel op dander zide. (4) Item noch uut eenen halven buynder heyden, luttel myn of meer, geheiten den Bellenbolc, gelegen te Bavel, neven Jan Schoetinx erve op deen zide ende Aerts van der Molen op dander zide. (5) Item noch uut tween lopensaet lants, luttel myn of meer, geheyten den Kerckacker, gelegen bij die kerck te Bavel, neven des voirscreven Jans Jans Bies Goidschalcx sons eerve op beyden ziden. (6) Item noch uut eenen lopensaet lants, luttel myn of meer, gelegen te Bavel int Acker, neven Heyn Ansems soens erve op deen zide ende Claeus sWevers erve op dander zide. Te vryen ende te waeren dese onderpande voirscreven met enen zester rogs erfpachts, dat Mergriet voirscreven, jaerlix op tevoeren daerop heffende is, daer jaerlix voer uutgaende, ende met heerenschyse. Behoudelic dien dat die twe lopensaet lants, geheyten den Kercacker, ende deen lopensaet dat gelegen is by de kercke, een medepant bliven zullen met meer anderen erven, van alsulken erfpacht ende erfschys als die van Berchem daer jaerlix op heffende sin, alsoverre alse daer met recht schuldich sin medepant af te sin. In welcken halster rogs erfpachts voirschreven die voirgenoemde Mergriet ghevest is, ende toegedaen met vonnes ende met recht, sodat se hoer seker sin ende vast. Met voirwaerden dat sy hieraf sculdich sal sin te geven ende te doen alle schote, beden ende ghebuerlike rechten, gelijc anderen hueren gebueren in der vierscharen van Ghinneken geseten. In orconden desen brieve met onsen zegelen besegelt in t jaer ons Heeren duysent vierhondert negen ende vijftych, drie dage in aprelle (1459 april 3).
Nu Jan Gheeraert Bien, nu Matijs sijn soen.
BCR191 JCB123
fol. tv no 82 BCR278 Dit is van heer Thonis Ribaert van eenen ouwen schilt, voir sijn iaergetide ende voir sijn ouders iaergetide.
Wij Heynrick Cristus ende Willem van Laerhoven, scepenen in Breda, orconden dat voir ons quam Gheertruydt Heynrick Vos dochter, Cornelis Sebrecht Swarten soons wittige wijf, met Gielise Aert Egels sone, hueren voight, huer metten recht gegeven bij wille ende consente huers wittige mans voirscreven, ende lijde dat sij vercoft heeft om een som van gelde, die huer vol ende all betaelt is, Lijsbetten Gielis dochter van Mere, Dijerick Ribaerts des Apotekers weduwe, eenen gouden Vranrijxen ouden schilt tsaers erfchijs, munten eens conincs van Vranckrike, guet ende voir datum des briefs ghemunt ende geslaghen, off die weerde dairvoir in anderen gueden gelde. Te gelden ende te betalen erflicke ende alle iaer op sint Iansdach Baptisten te midzomer, uut der helftsceijdinghen van eenen stuck weijden, tsamen derdalf buynder, luttel min of meer, gelegen bij dat Vortbosch, ongedeijlt met Reijneren Robbrechts sone den Berbier, ende met Robbrechten des voirscreven Reijners sone, dien die wederhelftsceijding toebehoirt, neven Heijnrics van Ringelberge erfghenamen erve, ende des voirscreven Cornelis Sebrechs Swarten soons erve op deen sij, ender der nonnenerve van Breda op dander sijde, streckende metten eenen eijnde voir aen ts heerenstrate ende metten anderen eijnde aen der nonnenerve van Breda. Te vrijen ende te waren desen onderpant voirscreven met eenen halven Vrancrijxen ouden schilt erfchijs, ende met twee gouden arnoldusgeldersgulden erfchijs, dair iaerlics voir uutgaende, op hueren rechten chijsdach, ende met heerenchijse. Behoudelic dijen dat desen onderpant voirscreven medepant bliven sall metter wederhelftscheijdinghen van denselven stuck weijden van noch eenen halven vrancrijxen ouden schilde erfchijs, alsoeverre als hij daer met recht schuldich is medepant af te sijn. In welken eenen gouden Vrancrijxen ouden schilde erfchijs voirscreven Peter Ians sone van Buten ghevest is, ende toegedaen met vonnis ende met recht, tot behuef Lijsbeth Gielis dochter van Meere, Dyerick Rijbaerts des Apotekers weduwe voirscreven, soedat hij derselver Lijsbetten seker is ende vast. In orconden desen brieve met onsen segelen besegelt int iaer ons Heeren dusent vierhondert III ende veertich, III ende twintich daghe in iunio (1443 juni 23).

Oorspronkelijk inv.nr. 504
Regest 132 d.d. 1443 juni 23.
BCR? JCB109
fol. u no 83 BCR279 Dit is eenen rijnsgulden die men te Gils heft. Den eenen gulden heeft Libet Peter Wyten beset om haer iaergetide mede te doen.
Wij Jan Ians Canters sone ende Pauwels Ian Anssems zone, scepenen in Ghilse, orconden dat voir ons quam Marije, wedue wijlen Anthonis Peterssen, met Wouter Peters sone van Vijfhusen, hueren voigt huir metten recht gegeven, ende lijde dat sij vercoft heeft om een somme van ghelde, die hem vol ende all betaelt is, Adrianen Ian Tiels dochter, der baghijnen, tot behoef des Goidshuys van sinte Kathelijnendale binnen Breda, eenen rijnsgulden, van veertich grooten vlaemsch gerekent, tsiaers erfchijs. Te betalen iaerlick ende erfelick op sinte Mertensdach, uut ende op een stuck beemden, houdende vijf vierendeel buijnders, luttel min ofte meer, gelegen opte Vlaesschen, neven Cornelis Ian Iacops erve noortwaert ende Willem Aert Hoefkens soons erve westwaert. Te vrijen ende te waren desen onderpant voirscreven metten erfchijs voirscreven, ende met heerenchijse. Ende dat medepant bliven sall dairt met recht sculdich is medepant af te sijne. In welken rijnsgulden erfchijs voirscreven die voirgenoemde Adriane gevest is, ende toegedaen met vonnis ende met recht, tot behoef des voirscreven Goidshuijs, soedat hij hem seker is ende vast, met vorwairden dat men hieraf doen sal alle gebuerlick recht. In orconden desen brieve met onsen segelen besegelt int iaer ons Heeren dusent vierhondert vier ende tneghentich, seventhien daghe in iunio (1494 juni 17).

Regest 189 d.d. 1494 juni 17.
Zie ook Regest 162 d.d. 10 juli 1470.
BCR? JCB159
fol. uv no 84 BCR280 Symon Janssen die Cock ende Lijsbeth van der Rijt syne huysvrouwen jaerghetijde.
Item Symon Janssen die Cock ende Lijsbeth van der Rijt, sijn huysfrouwe, hebben ghelaten in haer testament den beghijnen van Breda, vier stuvers erffelijck, die my heffende is op een huys, staende in die Ridderstraet, gheheyten die Rose, daeraf enen scepenenbrief is. Ende die executoers van Symon voerscreven, te weten heer Jan van der Hulst ende Reyner Peterssen die Keteler, hebben ghegeven den meesterssen noch vijf rijnsgulden eens, waervoer die meesterssen ghehouden zullen syn ten ewighen daghen Symon Janssen ende Lijsbethten synder huysvrouwen jaergetijde sculdich te doen in der kercken van Breda in den hoghen choer, ende decken dat graft met twee grote wassenkerssen. Ende daer besijden doen, doen een zielmisse ende daervoer gheven enen stuver. Ende elcke meestersse sal hebben voer haeren arbeyt ende moeysel enen stuver. Item dat graft sal men decken ontrent sinte Hubrecht outaer.

(NB: jaargetijde op 4 april 1506)
JCB165
fol. v BCR000 (blanco blad)
fol. vv no 85 BCR281 Dit is een ordinantie van een erfenisse dye Alyth Thonis van Goeywijcs dochter ghemaect heeft.
Wij meesterssen van den Baghijnhof van Breda, Adriana Peters ende Cornelia Eerenbouts, bekennen dat Alyt Thonis van Goeywijcs dochter voer ons quam, ende heeft Gode te love ende te eren ende tot haerder sielen salicheit ghegheven zeker penninghen, omdat wij tot dyer tijt wesende ende nae ons onse nacomelinghen souden doen, doen ter weeck een misse ende die opten donderdach in de capelle van den Baghijnhof van Breda. Ende dees voergheroerde Alyth Thonis van Ghoeywijcs dochter begheerde ende woude dat Adriaen Jan Doernics soen Clerck, desen dyenst van deser weeckmisse doen sall voer yemant anders, ist saeck, dat hij ter priesterscap coemt. Voert begheerde sij, dat dees weeckmiss na Adriaen Jan Doernics soen voerscreven ghedaen sall worden van yemant van haren bloede dies begheert. Ende is dat saeck, dat sij gheen vrienden en heeft, diet begheeren, soe sal men dees weeckmisse doen, doen van eenighen armen priester, die sij daertoe crijghen sullen. Voerdaen begheerde sij ende woude, datter nyemant, gheestelijck oft waerlijck, bewijnt, regiment of toesegghen sullen moghen hebben, dan alleen de voerghenoemden meesterssen in der tijt wesende of haer naecomelinghen. Voert soe begheerde sij, dat sy, alsoolangh als sy leeft, toesegghen mocht hebben tot den priester, dye se doen sall, voerdat Adriaen Jan Doernics voerscreven dese misse bedient of priester is. Ende oeck begheerde sij, dat men dees miss {tsa} tsiairs sall doen, doen om LII stuivers.
/ Item noch heeft deseselve Alet gegeven toet behoef van deser myssen XVI rijnsguldens eens. Item noch heeft deseselve Aleet beghert, dat her Gorijs van Os dese mys sal doen sijn leeven lanck. Hyerbij sijn gheweest Lijsbet Domijs ende Heijlwich Austijns, merstersen van den Baghijnhof./
Bij dese ordinantie heeft gheweest Margriet Aert Blarincs dochter, Lijsbeth Heynrick Meester Aerts dochter, Celye Jan Martens dochter. Ende sij is ghescyet int jaer M CCCC XCIX, op sinte Gheertruyts avont in de maert (1499 maart 16).

Regest 193 d.d. 1499 maart 16.
BCR? JCB166
fol. z no 86 BCR282 Dit is dat joncfrouwe Mergriet van Vuchscoet gemaect heeft den beghijnen, ende voer haer jaerghetijde mee te doen, daer een goet ysterment af is.
Item so heeft joncfrouwe Meergriet van Vuchschoet beset, een zester erfrogs, dat sij gecoft heeft tegens Willem Cant, des beset ic een halster erfrogs des jaers, opten Beghinhoof van Breda, om kerssen te gheven in den conventen als men pleech; ende een viertel erfrogs, alle jaer mijn jaerghetijde daer mee te doen opt Beghinhoof voirscreven, des sullen drie priesters daer dan mysse doen ende elc sal hebben enen ouden groten, ende wie meesterssen ende costerssen sin die sullen hebben elc enen stuver, ende dat overschot van der virdel erfrogs sal hebben sente Kateline, daeraf sal se besorghen keerssen ende offergelt. Ende die meesterssen ende costersse sullen besorgen dattet jaerghetide t sondaechs in de {Beghinenkercke} Grote Kerck gekundicht ende op haeren sterfdach gedaen worde. Ende voert de vierde vierdel erfrogs sal hebben dat Ghasthuis van Breda, die hebben den erfbrief hieraf van desen erfrogs voirscreven, ende of die beghijnen willen, so mogen sij den Ghasthuyse voirscreven een ander vierdel erfrogs bewijsen binnen den lande van Breda die also goet is.
/ Desen brief is bij ons ende binnen.
BCR209 JCB108
fol. zv no 87 BCR283 Item Lysbet van den Sande staerf op XXVII sten dach van meye in den jaer van LXXX (27 mei 1480), soe sellen de meersterssen van den Beghijnhofve doen alle jaer Lysbetten jaerghetijde opten XXVII sten van meye, ende wes overt van den jaergetijde boven van den drie scellinghen daer sal mij kerssen om copen die mij omdreect. BCR276 JCB?
fol. zv no 88 BCR284 Item in den jaer van enentachtentych, opten XVIIsten dach van weduwemaent staerf Cornelis van den Water, Willem Rovers huysvrouwe was saliger gedachten, soe heeft ghemaect Cornelia voirscreven, voerdaen den convent van den Beghinhoof van sinte Katelinen, gheleghen tot Breda voer de Borch, om haer jaerghetyde ende Mergrieten, haerder zuster jaerghetyde te hebben gedaen, ewelyck met wassenkeerssen ende offeranden, als die heeren de canoncken ende capellanen haer jaerghetyde houden sullen; elf scellinghe groot payments ende enen halven scellingh off sesse pennynghen daervoor, die sij heffende is in de Haghe, ende uutreykende sin Jan Stevens kinder, daer enen scepenenbrief af is. Behoudelic dat Mechtelt Willem Jansen dochter, nu ter tyt dienstmaecht wesende, sal houden ende hebben haer leven lanck die helfte van den schijnse voirscreven. Ende des soe sal sy verbonden sin haer leven lanck Cornelis voirscreven jaerghetyde te doen, als voirscreven staet. Ende voir dander helft Mergrieten voirscreven jaerghetyde, als nu voerdaen te hebben ghedaen van den meesterssen des convents voirscreven. Ende nae de doot van Mechtelt so sal dien chijns gheheel comen totten convent, altoes metten last voergenoemt, als van den jaerghetyde te doen voer hen beyden, etc. Hier is een ysterment af. (1481 juni 17) BCR056 JCB146
fol. 1 BCR000 Dit siin die uutscrifte van den erfbriven des Beghijnhoofs van Breda, ghescreven in den jare M IIII c ende XXVII (1427).
fol. 1 no 1 BCR285 Ysebele, vrou van Breda, dochter Heinrics, heeren van Breda, ende Arnout van Lovene, haer wittighe man, ende heere van Breda, ende Ysebelen momber, ende die poort van Breda, kennen in enen brieve dat si vercocht hebben meester Aerde van Covorde, XXX schellingen lovensche ende IIII penningen, die erflijc haer ouders der kerken hadden gheven, te betalen iaerlijcs tsinte Mertensdaghe, uut dien chijnse van Breda, des sal men den heere wedergheven alle jaer tot Bamisse, II penningen lovensche tsiaers, dit ghesciede in den jare M IIc ende LXIX tingaende meye (1269 mei 1). Dien brief hebben Ysebele ende Arnout haer man ende die poort van Breda bezeghelt.
(i.m.) Mertini
BCR001 JCB002
fol. 1 no 2 BCR286 Eenen anderen scepenbrief van denselven (nr.1) chijnse:
Wijtman van Ghinneken ende Heinric Evergheer, scepen in Breda, kennen dat Yde Meester Aerts dochter met Gheraert van Haembroec, haer man ende vooght, vercocht Heilwighen van der Heyden, meesterssen des Beghijnhoofs in Breda, tot sinte Kathelinen behuef, in wiens eer die capelle op dat Beghijnhof is ghesticht, XXX schellingen ende IIII penningen lovensche, te heffen iaerlijcs, uut des heerenchijnse van Breda. Ende Heilwy is daerin ghevest in den jare M IIc XCI op den kersavont (1291 december 24).
BCR001 JCB004
fol. 1 no 3 BCR287 Peter die Bonte ende Peter Poelman, scepen, kennen dat Jan die Ketelaer voir hin kende dat hi erflijc sculdich waer den Goodshuyse des Beghijnhoofs tot Breda, XXXIIII groten payments tsiaers, op sinte Mertensdach, uut enen stuc beemden, gheleghen aen Bitters hoec, neven Jan Brugghen erve ende Claes van der Groese. Te vrien dat onderpant met VII ouden groten, die daer voir uutgaen, in den jare M IIIIc ende VIII, XII daghe in julio (1408 juli 12).
Dit pant besit nu / Jan Ketelaers jonghste kijnt.
(i.m.) Mertini
BCR042 JCB080
fol. 2 no 4 BCR288 Peter Tierloot ende Jan die Rucheneer, scepen, kennen dat Willem Stelbergh vercocht Janne van Boeymer, zeven schellingen groten payments tsiaers, te betalen tot Bamisse, uut enen beemde, gheleghen op Ghempel, tusschen Willem Arnd Jans soens erve was ende Anchen Pauwels zoens erve, hiermede te vrien, behoudelijc dat mede onderpant is van der nonnenerfchijnse, met anderen goede, dat daermede toebehoort. In den jare M IIIc LXXVIII, VIII daghe in aprille (1378 april 8).

(i.m.) Bamisse

BCR119 JCB054
fol. 2 no 5 BCR289 Dit is den brief daer (nr.4) doerghesteken:
Wisse van der Haven ende Peter Tierloot, scepen, kennen dat Jan van Boeymer vercocht jonfrou Yueten van Ulendonc, tot sente Kathelinen behuef, VII schellingen groten payments tsiaers, tot selken daghe uut selcken onderpande ende in alre manieren als die vorste brief begrijpt. Ende Jan van Caerdscot is daerin ghevest, tot sinte Kathelinen behuef, in den jare M IIIc LXXXIIII, VII daghe in julio (1384 juli 7).
Dit pant besit nu Goeswijn van Boeymer.
BCR119 JCB060
fol. 2 no 6 BCR290 Jonas van der Elste ende Aernd van den Nesten, scepen, kennen dat her Baertram, priester, met Diedric van den Dike, sinen mombaer, vercocht Beatricen van Hartele, sijnre moeyen, toter fermerien behoef van den Beghijnhove te Breda, IIII schellingen groten payments, te betalen tsiaers op Onser Vrouwendach te Lichtermisse, uut enen huyse ende erve, gheleghen in die Vischerstrate, tuschen Peter Stinen huys ende erve aen die een side ende den huys ende erve, dat Hein Smoutkijns zoens plach te sijn, aen dander side. Van den alreeersten chijnse die daer iaerlijcs uutgaet, naest die XXII groten payments, die daer alrehande lude iaerlijcs tevoren uut heffen. Ende Beatrice voirscreven is in desen erfchijns ghevest, tote der fermerien behoef, in den jare M IIIc LXV, des dinxdaeghs na sinte Thomasdach (1365 december 23).
Dit huys ende erve besit nu Tiel Coel.
BCR134 JCB045
fol. 2 no 7 BCR291 Heinric Ruelen zoen ende Peter van der Camere, scepen, kennen dat Wouter van den Watere vercocht Diedieric van Thede, den clerc, tien schellingen erfchijns, enen ouden groten tornoyse des conincs van Vrancrijc gherekent voir XVIII penningen, te betalen erflijc Dierics erfghenamen of den toenre des briefs, altoes tsinte Mertensmisse, uut enen huyse ende {ergh} erve, gheleghen recht over thieghen Dierics voirscreven huys, tusschen Ruelens huys van den Watere op die een side ende Beatruysen huys van den Watere op die ander side. Ende hierin waert Dieric voirscreven ghevest in den jare M IIIc ende elve des maendaeghs na den sondach, al men singt jubilate (1311 mei 3).
Dit huys plach te besitten lestwerf Jan die Laet. Ende nu besittet Willeken Peters zoen van Diest, op den hoec van der Vischmerct.
(i.m.) Mertini, een kruis
BCR141 JCB009
fol. 2 no 8 BCR292 Godevaert van Loenhout ende Jan die Ruchener, scepen, kennen dat Barthelmeeus Jans Sniders zoen vercocht joncfrou Heilwighen van den Vuchtscote ende Heilwighen Ghelmers, meesterssen van den Beghijnhove te Breda, tot haere kerken behuef, XXVII groten payments erfchijns, te betalen {tsint} iaerlijcs op sinte Mertensdach in den winter, uut der helft van dien huse ende erve, dat gheleghen is in die Vischerstrate, tuschen Arnd Maes zoens erve aen deen side ende Jacob Bollaerts erve aen dander side. Te vrien met XXXI groten payments, die daer voir uutgaen. Ende Peter Meester Dierics zoen is hierin ghevest, tot behuef der kerken voirscreven, in den jare M IIIc ende LXXX, XII daghe in novembri (1380 november 12).
Dit halfhuys besit nu Jan van Bavel die Volre, ende is die helft {van den}, die naest sinen huyse leeght, daer hi nu inwoent, dat Aert Maes zoens plach te sijn, ende oude Claes Sterken plach dat halfhuys te besitten.
(i.m.) Mertini
BCR128 JCB056
fol. 3 no 9 BCR293 { Jacob Ysaac ende Wouter van Hosenhout, scepen in Breda, kennen dat jonfrou Heylwy van der Voert gaf in rechter aelmoesen sinte Kathelinen des Beghijnhoofs tot Breda, XXI schellingen ende VII penningen groten erfchijns payments, te betalen alle iare op sinte Mertensdach in den winter, dien si bewijsde op een stuc ackerlants ende op een stuc beemds, dat beide gheleghen is bi Lijndonc, gheheiten Blintscote. Welc goede joncfrou Heilwy voirscreven uutghegheven heeft voir dien erfchijns Heinric van den Venne, na inhouden der scepenbrieve / van Breda /, die daeraf siin.
Dit ghesciede in den jare M IIIc ende VIII, des anderdaeghs na sinte Leonaertsdach (1308 november 7).
Dit pant besit nu.}
(i.m.) Mertini
BCR183 JCB008
fol. 3 no 10 BCR294 Claes van Oekel ende Aernout die Grawe, scepen in Breda, kennen dat Gheraert die men heit Eghel, vercocht heeft joncfrou Beatricen van Hertele, meestersse van den Beghijnhove van Breda, tot sinte Kathelinen behuef, aen die firmarie van den hove iaerlijcs te ligghen, XIII groten payments, te ghelden alle iaer op sinte Bavendach, uut dien huyse ende erve, daer Gheraert in plach te wonen, dat gheleghen is in die Brugstrate, aldernaest Aernts Baers erve op die een side ende Rutken heeren Rutgheers sone was uter Haghe op die ander side. Welc XIII groten payments voirscreven Diederic Vrient iaerlijcs uutreiken sal, {ende op dat so voirnoemde erve staen alle iaer}, ende hier gaen XIX groten payments voir uut, die her Jan die Ledeghe daer iaerlijcs op heeft. In dese XIII groten payments tsiaers voirscreven is {Bea} jonfrou Beatruys ghevest, tot sinte Kathelinen behuef, in den jare M IIIc XLIII op sinte Agnetendach (1343 januari 21).
Dit huys besit nu.
(i.m.) Bamisse
BCR095 JCB020
fol. 3 no 11 BCR295 Jacob Ysaac ende Peter van der Camere, scepen in Breda, kennen dat Jan Evergheer de Ouste vercoft heeft Mechtelden van den Hovel, meestersse des Beghijnhoofs tot Breda, tot sinte Kathelinen behuef, XX schellingen iaerlijcs chijns, enen ouden groten tornoyse des conincs van Vrancrike, gherekent voir XVI penningen, te betalen alle iaer op Onser Vrouwendach Lichtmisse, uut den huyse ende scuere ende erve daer toehorende, gheleghen tuschen huys ende erve Heilen Ruelens weduwe aen die een side ende heeren Godevaerts hof plach te sijn, die onser Vrouwen capellaen tot Breda was, aen dander side. Ende jonfrou Mechtelt is in desen erfchijns ghevest, tot sinte Kathelinen behuef, in den jare M IIIc XVII op den kersavont (1317 december 24).
Dit huys ende erve besit nu / Rombout Eghels weduwe.
(i.m.) Lichtmisse
BCR155 JCB010
fol. 3 no 12 BCR296 Jonaes van der Elst ende Jacob die Rover, scepen in Breda, kennen dat heere Jan van den Houten voir hin lide ende kende, dat hi sculdich ware iaerlijcs Aechten Herman Haex dochter was, die Maerten Wederix soen was, op die driedeel van dien huyse ende erve, dat gheleghen is tuschen Jan Zienkens erve aen die een side ende Heinric Beys erve aen dander side, IX groten payments tsiaers erflijc, te ghelden op den yersten dach van meye, behoudelijc enen yegeliken sinen chijns, dien tevoren op dat voirscreven huys ende erve heeft. Ghegheven in den jare M IIIc LXII op den lesten dach van meye (1362 mei 31).
Dit huys besit nu.
(i.m.) Meye
BCR153 JCB044
fol. 3 no 13 BCR297 Aernd Jans zoen ende Jan Ludekens, scepen, kennen dat Wouter Hey lide dat hi sculdich waer Lijsbetten Comans Peters wijf van den Watere, acht groten ende II enghelsche tsiaers payments, te ghelden alle op sinte Martensdach in den winter, uut sinen huyse ende erve met sijnre toebehoerten, gheleghen op den Haeghdijc, tuschen Mercelijs erve van Woude op deen side ende Nijs erve was van Aekeren aen dander side. In den jare M IIIc LXXXII, XXVI daghe in meye (1382 mei 26).
Dit huys besit nu Claes Spelle.
(i.m.) Mertini
BCR117 JCB058
fol. 4 no 14 BCR298 Aernd van den Neste ende Aernd Jans soen, scepen in Breda, kennen dat Ansem die Ruchenaer ghenomen had tot enen gherechten erfchijnse ieghen Heinric den Verwer, een huys ende erve, dat nu ter tijt Ansem Rusenaers verwehuys heytt, gheleghen tuschen Heinrics Verwers waterwech aen die een side ende Ansem Ruseners erve voirscreven aen dander side, om XXVIII groten tsiaers erfchijns payments, te betalen iaerlijcs op sente Mertensdach in den winter. Te vrien met dien chijnse. In den jare M IIIc LXVII, op den dertien dach (van januari) (1367 januari 13).
(i.m.) Mertini
BCR146 JCB047
fol. 4 no 15 BCR299 Dit is den brief daer (nr.14) doirghesteken:
Gherijt Reysenaelde ende Zebrecht van den Ele, scepen in Breda, kennen dat Heinrijc die Verwer vercocht heeft Wijtman van der Beke, XXVIII groten payments tsiaers, te betalen op dien dach uut selcken onderpande als voirscreven is. Ende Wijtman is daerin ghevest in den jare M IIIc XCIIII, elf daghe in februario (1394 februari 11).
Desen chijns gaf Wijtman van der Beke sinte Kathelinen, van meester Heinrics sijns brueder weghen. Ende dit huys of den gront ende erve besitten nu Jan Naes van Etten ende siin kijndere, die Aert Aniers weduwe hadde.
BCR146 JCB068
fol. 4 no 16 BCR300 Willem van Wechele ende Aernoud van den Neste, scepen in Breda, kennen dat Jan van Maere vercocht heeft Clause van Oekel, zesse groten tsiaers comans ghelt, op siin huys ende erve, ghelegen alrenaest Aernts Zemaerts erve op die een side ende Jacobs Eghels erve op dander side, alle iaer te betalen op sinte Bavendach. Behoudelijc den XXXII groten tsiaers, die daer voir uutgaen. Hierin is Claes ghevest in den jare M IIIc ende XLI (1341).
(i.m.) Bamisse
BCR054 JCB016
fol. 4 no 17 BCR301 Eenen brief van XII groten payments opt selve (nr.16) pant:
Claeus van Oekel ende Gheraerd die Bonte, scepen in Breda, kennen dat Jan van Mare die Wever vercocht heeft Gheraerd Hughen zoen, XII groten payments tsiaers, op siin huys ende hof met sijnre toebehoerten, dat ghelegen is tuschen Jacob Eghels huys ende Aert Zeemaerts, te betalen tot Bamisse. Ende Gheraerd is daerin ghevest in den jare M IIIc XLVIII, XXIII daghe in aprille (1348 april 23).
Dit huys ende erve besit nu Jan van Esbeke.
(i.m.) Bamisse
BCR054 JCB027
fol. 4 no 18 BCR302 Willem van Wechgel ende Willem Lencen soen, scepen in Breda, kennen dat Willem, die Reynars sone was die Visscher, vercocht heeft meester Pauwels Bynstroe, XII groten payments erflijc, te betalen iaerlijcs op sinte Mertensdach, uut sinen huyse ende erve, gheleghen tusschen Laurens huys ende erve, die Heinrics Mennen zoen was, aen deen side ende thuys ende erve, dat Jan, die Peters zoen was van der Camere {was}, houdende is, aen dander side. Ende Pauwels voirscreven is hierin ghevest in den jare M IIIc XLVI op sinte Mathijsdach apostel (1346 februari 24).
Dit huys es nu af ende is een ydel hostat, die leeght alrenaest der jonfrou huys van Hambroec tot meester Janswaert van den Ele, ende die joncfrou van Hambroec besit dat erve.
(i.m.) Mertini
BCR130 JCB022
fol. 4 no 19 BCR303 Willem van Wechgel ende Aernoud van Maere, scepen in Breda, kennen dat Jan Hoebinc vercocht heeft joncfrou Beatruysen van Hertele, tot sente Kathelinen behuef van Breda, XII groten payments tsiaers, op enen beemt, die gheleghen is op Ypellaec, aldernaest Laurens beemdt van der Brugghen op deen side ende her Heinric Andries zoens beemt op dander side, te betalen iaerlijcs op sente Mertensdach in den winter. Ende Beatruys is daarin ghevest in den jare M IIIc XLV, acht daghe in merte (1345 maart 8).
Desen beemt besit nu / Willem Bot.
(i.m.) Mertini
BCR039 en BCR047 JCB021
fol. 4 no 20 BCR304 Aernoud van den Neste ende Jonaes van der Elst, scepen in Breda, kennen dat Heinric Gheraerds zoen vercocht heeft Godevaerde sDekens, II schellingen groten payments tsiaers, uut den IIII schellingen groten payments tsiaers, die Scelleken die Tymmerman hem tsiaers gheldt, van enen erve met sinen toebehoerten, dat gheleghen is tusschen Nouten Zebrechts zoens erve van Bosschoven aen deen side ende Heinric Gheraerds zoens erve aen dander side, te betalen dese II schellingen altoes op sinte Mertensdach in den winter. Ende Godevaert is daerin ghevest in den jare M IIIc LVI, XVIII daghe in hoymaent (1356 juli 18).
Dit erve besit nu Claes Rine.
(i.m.) Mertini
BCR083 JCB034
fol. 5 no 21 BCR305 Willem Leinsen zoen ende Aernoud van den Neste, scepen in Breda, kennen dat Snellaert Ghene Snellen zone kende dat hi sculdich waer, wittelike Aleyten Heinken Snellen wijf was, XXII groten tsiaers ende XVIII miten erfchijns payments, als voir haer recht, dat si met desen voirscreven chijnse quitet ghescuden heeft, dat si hadde aen die twee huyse met hare toebehoerten, die ghelegen siin tusschen Jan Bukens huys op deen side ende den kerchove op dander side. Welken chijns hi haer bewijst heeft, op beide dese huse met hare toebehoerten, die voirscreven siin, altoes te heffen dene helft op kersavont ende dander helft op sinte Jansdach Baptiste in den zomer. Dit ghesciede in den jare M IIIc XLVI in sinte Thomasavonde (1346 december 20).
(i.m.) Kersmisse, sinte Jansmisse
BCR152 JCB023
fol. 5 no 22 BCR306 Ende hier (nr.21) is een brief doirghesteken daer dit den sin af is:
Jacob die Rover ende Aernd Jans zone, scepen in Breda, kennen dat Yde Goedewaerds met horem momber, ende Yde Goedewaerds dochter was, met Heinric Goedewaerd, haren mombaer, ende met Pauwelse den Pottere, haren toesienre, vercocht hebben Godelde Rutgheers dochter, die beghine, alselcken erfchijns te ghelden iaerlijcs, uut alselcken onderpanden ende tot alselcken daghe, als die voirscreven brief begrijpt. Ende hierin is Jacob die Blockmaker ghevest, tot Godelden behuef, in den jare M IIIc LXVIII, XX daghe in meye (1368 mei 20).
Dit huys bewoent nu meester Heinric die Suergijn van Hoesden.
(i.m.) Jansmisse
BCR152 JCB048
fol. 5 no 23 BCR307 Gheraerd die Bonte ende Jan Mathijs sone, scepen in Breda, kennen dat Algod Duffelmans vercocht heeft Aernde van Mare, VI groten tsiaers payments, die hi hem bewijst heeft te heffen, (1) uut dien VII schellingen groten erfchijns maynten voirscreven die hi heeft, op dat huys met sinen toebehoerten, dat ghelegen is tusschen Iacobs huys van der Molen aen deen side ende heeren Jans Ledeghen huys was aen dander side. (2) Ende op IIII schellingen groten payments erfchijns, die hem gheset siin tenen onderpande op enen hof, gheleghen tusschen Heinrics erve van Galre aen deen side ende Heinric Willens an dander side, ghelijc als siin brief begrijpt. Te betalen altoes dese VI groten op sinte Jansdach Baptiste. Hierin is Aernd voirscreven ghevest in den jare M IIIc LVII, neghen daghe binnen oghestmaent (1357 augustus 9).
Dit huys besit nu.
Regest 41 d.d. 1357 augustus 9.
BCR005 JCB040
fol. 5 no 24 BCR308 Jan die Ruchener ende Heinric van den Watere, scepen in Breda, kennen dat Rutgheer van der Braken heeft ghenomen tot enen gherechten erve, teghen joncfrou Heilwighen Ghelmaers ende joncfrou Aliten Reysenaelden, meesterssen van sinte Kathelinen Beghijnhove te Breda, een stuc erfs, gheleghen in die Katerstrate, neven Rutgheers erve voirscreven op die een side ende Avezoeten van den Wijngaerde ende haerre kijnder erve op die ander side, om XVII oude groten tsiaers erfchijns ende om VI groten tsiaers payments, te ghelden iaerlijcs op sinte Mertensdach in den winter. Te vrien dien onderpant met den erfchijnse voirscreven, ende met VIII groten payments erfchijns, die dat capitel van Breda daerop heeft. In vorwaerden dat Rutgheer voirscreven dese erfnisse voirseet niet opgheven en mach, dan met dubbelen chijnse. Dit ghesciede in den jare M IIIc XCVIII, X daghe in december (1398 december 10).
Ende dit erve besit nu Wouter Gollen, die men heytt Wouter die Vriese.
(i.m.) Martini
BCR010 JCB072
fol. 5 no 25 BCR309 Jonaes van der Elst ende Jan Mathijs soen, scepen in Breda, kennen dat Jan Claren zoen had ghegheven in ghiften als voir Rutten den Snider, den Gasthuse van Breda, II groten erfchijns, ende sinte Kathelinen van den beghinen van Breda, oec II groten payments erfchijns. Welc IIII groten hi hem bewijst heeft, op een hostat, gheleghen buten die Eyndpoort, tusschen Raessen scuere was van der Camere aen deen side ende Heinen Ucelen ende Kathelinen sijns wijfs huys aen dander side. Te vrien met heerenchijnse, te betalen iaerlijcs op sinte Mertensdach in den winter. Dit ghesciede in den jare M IIIc LVIII, IIII daghe binnen lochmaent (1358 januari 4).
Dese hostat besit nu.
(i.m.) Martini
BCR080 JCB041
fol. 5 no 26 BCR310 Deken ende capitel van Breda, kennen dat sinte Kathelinen capelle in Breda iaerlijcs heffen sal op sinte Bavendach, IIII groten payments, die Katherine Jans Elyen dochter beset heeft der capelle, uut den erfchijnse, die Jan van der Vaert iaerlijcs betaelt der capitelen, daer dat capitel scepenbrieve af heeft van scepenen van Hertele. Ghegeven in den jare M IIIc LXI, XVI daghe in november (1361 november 16).
Hieraf is een latinen brief bezeghelt van der capitel.
(i.m.) Bamisse
Oorspronkelijk inv.nr. 598
Regest 44 d.d. 1361 november 16.
BCR? JCB043
fol. 6 no 27 BCR311 Jan die Rucheneer, Peter die Bonte, Dieric die Rover ende Peter Poelman, scepen in Breda, kennen dat Heinric Aert Aggaerts soen bewijsde in rechter afgoedinghen Aert sinen soen, dien hi hadde van Lijsbetten Gherijt Vaex dochter was, twee groten tsiaers erfchijns payments, te ghelden erflijc op sente Bavendach, op enen hof, gheleghen buyten t Gasthuys opt Rulle, neven Denijs Wouters Scutters soens erve op deen side ende Heinric Heinrics soens {soen} erve van Goerle op dander side. Met welker afgoedinghen hem Aert voirscreven ghenueghen liet op die tijt, ende staent Heinric sinen vader voirscreven daeraf quite. Dit ghesciede in den jare M IIIIc ende een, XX daghe in julio (1401 juli 20).
Desen hof besit nu Tijsken die Wagheman opt Rul.
(i.m.) Bamisse
BCR031 JCB077
fol. 6 no 28 BCR312 Diederic Sterke heeft ghegheven den beghinen in Breda, omdat men sine ende sijnre ouder ghedencnisse doen sal alle jaer in die kerke der beghinen, een ghelt wijns, die hi bewijst heeft iaerlijcs te heffen, op sinen kelner, gheleghen onder thuys, dat gheleghen is in den hoec der straten, daer men gaet ten Gasthuyswaert, tieghen Aerts Graeuwen huys over, {altijt} alle iaer te betalen tot Paeschen, {met} welcken wijne {men} die beghinen nutten sellen als ablutie, als men se monight. In kennissen der waerheit heeft Dirc voirscreven daeraf die enen brief bezeghelt ende daartoe ghebeden Willem van Wechghele ende Aernd die Grawe, scepenen (van Breda), dat sijt met hem zeghelen willen. Dit ghesciede in den jare M IIIc XLIII op den Paeschavont (1343 april 12).
Dit erve / besit nu de jonge Heyn van Keessel, hegeyten de Wagemaker, ende hieraff is eenen brief gescreven in latine, besegelt met III segelen.
(i.m.) Paeschen
BCR156 JCB017
fol. 6 no 29 BCR313 Aernd van den Neste ende Jan Mathijs zoen, scepen in Breda, kennen dat Jan Tucker ende Jan Grielen vercocht hebben Aernd Jans zoen, toter fermerien behuef, van den beghinen tot Breda, XII 1/2 groten tsiaers payments, te ghelden alle iaer op sinte Bavendach, uut enen huyse ende erve met sinen toebehoerten, gheleghen aen den Haghedijc, tuschen Peter Byens erve aen die een side ende jonghe Jan Comans kijnder erve aen die ander side. Te vrien met XXX groten payments erfchijns, daer dese XII 1/2 groten voirscreven evenghelijc mede iaerlijcs voir uutgaen. Ende Aernd Jans soen is daerin ghevest, tot der fermerien behuef, in den jare M IIIc {*} LXVIII, XX daghe in meye (1368 mei 20).
Dit huys besit nu op den Haghedijc Marten die Droechscaerder.
(i.m.) Bamisse / in den Haen
BCR114 JCB049
fol. 6 no 30 BCR314 Claes van Oekel ende Gheraerd die Gruter, scepen in Breda, kennen dat Aernt van Scadewijc bekenne dat Lijsbeth van Ulendonc tsiaers heeft, VIII groten ende III engelsen erfchijns payments, op deen helft van dien huse met sinen toebehoerten, daer Wijtken van Hijllaer twederdeel af heeft, dat gheleghen is aldernaest Mathijs des Smeets goet, altoes te ghelden op sente Jansdach Baptiste te midzomer. Dit ghesciede in den jare M IIIc XLIX, XXVIII daghe in aprelle (1349 april 28).
Dit huys besit nu Rombout Knapen.
(i.m.) Jansmisse
BCR074 JCB028
fol. 6 no 30 BCR315 / Item noch gheeft dit voirscreven pant, neghen leliaert tot kerssen. Ende heeft beset Ghoedelt van Riel. Ende dit voirscreven onderpant heytet Woudt indt Eindstraet.
(i.m.) Mertini
BCR075 JCB028
fol. 6 no 31 BCR316 { Aernd van den Neste ende Gheraerd die Bonte, scepen in Breda, kennen dat Hubrecht Peters soen van Ypelaer bekende dat hi sculdich waer joncfrou Godelden van Langdonc, tote sente Kathelinen behuef, van den beghinen van Breda, VIII groten tsiaers payments, op sijn scuere met hare toebehoerten, die gheleghen is tusschen Gielijs Criters erve aen deen side ende Gielijs Caye an dander side, althoes te ghelden op sinte Mertensdach in den winter. Dit ghesciede in den jare M IIIc LV, VI daghe in meye (1355 mei 6).
Dese scuer leghet achter Iueten van Ossen ende nu besit se Peter die Clerc van Beke, die canonic is tot Breda.}
(i.m.) Bamisse
BCR021 JCB031
fol. 6 no 32 BCR317 Claes van Oekele ende Jan van Hosenhout, scepen in Breda, kennen dat Jan die Hollander heeft ghenomen tot enen rechten erfchijnse van Beatrisen van Hertele, der beghinen, met haren mombaer, (1) twee hove, ligghende op die Rulle bi den Gasthuyse, (2) ende een stuc lants, daer achterligghende, daer Claes van Oekele terdendeel in heeft, tuschen Bevers goet ende dien wech, die van den Rulle gaet, om II schellingen ouder groten tornoyse van ts conincs munte van Vrancrijc, iaerlijcs te betalen op sinte Bavendach; ende om een lopen rogs tsiaers den Heilighen Gheest; ende XII miten der kerken; ende VI miten den Gasthuse, die daer tevoren op stonden. Dit ghesciede in den jare M IIIc XXXVIII, XV daghe in september. (1338 september 15). BCR028 JCB015
fol. 6 no 33 BCR318 Desen brief dient hier (nr.32) op:
Claes van Oekele ende Willem Leinsen soen, scepen in Breda, kennen dat joncfrou Beatruys van Hertele, die beghine, met haren mombaer, vercocht heeft joncfrou Kathelinen van Galre, tot sinte Kathelinen behuef, van den beghinen van Breda, XII oude groten erfchijns, op alselcke erfnisse als Jan die Hollander ieghens haer welneer vercreech tenen erfchijnse. Dats te verstaen: (1) op die twee hove met haren toebehoerten, gheleghen opt Rulle bi den Gasthuse; (2) ende op een stuc lants, dat daer achtergheleghen is, daer Claes van Oekele terdendeel in heeft. Op welcke onderpande voirscreven heere Beertram van Hertelle tweederdeel heeft van desen voirscreven erfchijnse, altoes te ghelden dese XII oude groten tsiaers erfchijns op sinte Bavendach. Ende joncfrou Katheline van Galre is hierin ghevest, tot sinte Kathelinen behuef, in den jare M IIIc LVI, XII daghe in october (1356 oktober 12).
Dit lant ende dese hove besitten nu.
(i.m.) Jansmisse
BCR028 JCB035
fol. 7 no 34 BCR319 Willem Leinsen sone ende Gheraerd die Gruter, scepen in Breda, kennen dat Jan Coysken vercocht heeft Bertelmeeuse van den Watere, VIII groten tsiaers payments, op deen helft van den huse met sijnre toebehoerten, dat gheleghen is tusschen Gielijs Bavelmans huys op deen side ende Lijnken Vrients huys op dander side, altoes te ghelden op sinte Jansdach Baptiste in den zomer. Te vrien met VI groten ende VI miten tsiaers payments, die die moniken van Bovendonc daerop hebben, ende met XII groten tsiaers payments, die Jan van der Molen daerop heeft. Des heeft hi hem noch tonderpande gheset, siin recht van dier husinghen met haere toebehoerten, die welneer was Jan Koyskens sijns vaders, ende ghelegen is in die Brugstrate, bi Jan Bays huys was. Dat es te wetene, die een helft van dier husinghen met haerre toebehoerten, na Aleyten dode Enghebrechts wive van den Putte. Te vrien met IIII ouden groten ende met III groten payments, ende met Jans chijnse van der Molen voirscreven, dien hi hier oec mede op bewijst heeft. Ende Bertelmeeus is hierin ghevest in den jare M IIIc XLVII, vive daghe in december (1347 december 5).
Dese huse ende erve besitten nu.
(i.m.) Mertini
BCR078 JCB025
fol. 7 no 35 BCR320 { Heer Heinric Anier, priester, canonic in der kerken van Breda, beset ende gheeft der infirmerien des Beghijnhoofs tot Breda, ter armer ende zieker behuef, II oude groten tsiaers, te heffen tsinte Mertensmisse, op siin huys ende erve, gheleghen in die Caterstrate, tusschen erve Peters Clercs, canonics te Breda ende Melijs Tymmermans. Ende dese mach men afwisen op ander goede pande. Dit ghesciede in den jare M IIIIc XXIIII, IIII daghe in marte (1424 maart 4).
Dit huys besit nu.}
BCR020 JCB094
fol. 7 no 36 BCR321 Johannes van Aerle, als notarijs, her Jan des Costers, priester, brueder Gielise van Borse ende her Jan den Rusener, oec priestere, kennen dat Margriete Evergheers, beghine, besette der capellen des Beghijnhoofs tot Breda, XVIII groten payments, te betalen tsinte Mertensmisse in den winter, uut Jacobs van Herlem huyse ende erve, gheleghen in die Caterstrate. Dit ghesciede in den jare M IIIc LV, op den lesten dach sonder een van marte (1355 maart 30).
Dit huys ende erve besit nu / joncfrou Lijsbeth Haecs ende Ghijsken des Hoofmeesters zoen tezamen.
(i.m.) Mertini
BCR013 JCB033
fol. 7 no 37 BCR322 Her Jan Naghel, priester, als notarijs, her Jan Backer ende her Jan Beyaert, priestere, als ghetughe, kennen dat joncfrou Yde Vools, beghine, gaf in rechter aelmoesen ende simpelijc om Gode de Beghijnhove tot Breda, V lopen rogs erflijcspachts, daeraf dat si bewijsde te heffen, (1) die drie lopen iaerlijcs, op Willems kijnder goet van den Watere, gheleghen tuschen Gherijt Ysaacs her goede aen die een side ende Lammen Scoenmakers kijnders erve aen dander side. (2) Ende die II lopen op Jan Culics erve, gheleghen neven Ghijb {Frae} Fraeys erve. Ende joncfrou Heilwijch Ghelmers ende joncfrou Alijt Reysenaelden ontfinghen dese ghifte, tot behuef des ghemeyns Beghijnhoofs. Dit ghesciede in den jare M IIIc XCVII, XIII daghe in decembri (1397 december 13). BCR162 JCB070
fol. 7 no 38 BCR323 Jacob van den Wijngaerde ende Ghijsbrecht Pigghen, schepen in Breda, kennen dat Heinric Fraey vercocht Kerstiaen van Helmont, VIII schellingen groten payments erfchijns, te ghelden erflijc op sinte Mertensdach in den winter, uut der scueren metten hove ende messien daer toebehorende, gheleghen in die Molenstraet, neven her Luydolfs huys ende erve met sijnre toebehoerten, dat her Harmans te siin plach, op deen side ende Heinric Zeemaerts erve was op dander side, streckende van ts heerenstrate voer tot achter aen Jannes her Harmans erve toe. Te vrien met heerenchijnse ende Kerstiaen is daerin ghevest in den jare M IIIIc XXI, II daghe in november (1421 november 2).
Desen brief heeft her Jan Haghenbeec onder, als testamentoer Kerstiaens voirscreven, ende die VI schellingen in den briede horen anderen luden toe.
Et dit onderpant besit nu her Luydolfs voirscreven, met den erven aen beiden siden.
BCR061 JCB090
fol. 8 no 39 BCR324 Jonaes van der Elst ende Jan Mathijs zoen, scepen in Breda, kennen dat Jan die Bye die Snider vercocht heeft Jan van der Brugghen, vijftien groten tsiaers payments, te ghelden erflijc op sente Bavendach, uut enen halven buynre beemde, gheleghen in Spoerdonc, dat Hanne Manen plach te sijn, ende daer Dieric Stercke dat wederdeel af hevet. Te vrien met XXV groten payments voir utgaende. In desen chijns is Jan van der Brugghen ghevest int jare M IIIc LXVIII, op sente Jansdach Decollatio (1368 augustus 29).
Dit pant besit nu Michiel Uselen.
(i.m.) Remigij
BCR037 JCB050
fol. 8 no 40 BCR325 Wij Gherijt Reysenaelden ende Heinric van den Water, scepen in Breda, orconden dat voir ons quam Willem Enghbrechts Snepaerts sone, ende lide dat hi vercoft hadde om een somme van ghelde, die hem vol ende al betaelt is, Rutgheer Mercelijs sone was van den Haghedijc, IIII schellingen ende neghen penninghe groten erfchijns payments, daer deen coman den anderen mede betalen mach, te ghelden erflic ende alle jare op sinte Jansdach midzomer, uut den huse ende erve met sijnre toebehoerten, ghelegen op den Haghedijc, neven Gherijt Jacobs soens erve op deen side ende Mercelijs erve was van den Haghedijc voirscreven op dander side. Te vrien ende te waren den onderpant voirscreven met vier schellingen groten erfchijns payments voirscreven, die daer iaerlijcs voir uutgaen. In welken erfchijnse voirscreven Rutgheer voirscreven ghevest es, ende toeghedaen met vonnes ende met recht, soe dat hi hem seker es ende vast. In orconde desen brieve met onsen zeghelen bezeghelt int jaer ons Heeren M IIIIc ende neghen, zestien daghe in october (1409 oktober 16).
Van desen IIII schellingen ende IX penningen groten payments voirscreven soe heeft die capelle van Marckendale III schellingen groten, ende sinte Katheline I schelling IX penningen tot kerssen. Den erfbrief leghet onder die kercmeesters van Merckendale.
BCR123 JCB081
fol. 8 no 41 BCR326 Wij Jan Hubrechts zoen van Ypelaer ende Heinric van Corvele, scepen in Breda, orconden dat voer ons quam Lijsbeth Jan Mermans dochter met Willem Claes Sterken zoen, haren man ende vooght, ende lijde dat si vercocht hadde om een somme van ghelde, die haer vol ende al betaelt es, Petren Godevaerts zoen den Scoenmaker, XIII schellingen groten {p} erfchijns payments, daer die een coman den anderen mede betalen mach, te ghelden erflijc ende alle iaer op sente Jansdach te midzomer, uut enen huse ende erve met sijnre toebehoerten, gheleghen op den Haghedijc, neven des Dekens erve van Antwerpen op die een side ende Gherijts Wouden erve op dander side, streckende achteruut op die vaert. Te vrien ende te waren desen onderpant met II schellingen ende I penning groten erfchijns payments voirscreven voir uutgaende, op haren rechten chijnsdach. In welken chijnse Peter voirscreven ghevest es, ende toeghedaen met vonnis ende met recht, so dat hem zeker es ende vast. In orconde desen brieve bezeghelt met onsen zeghelen int jaer ons Heeren M IIIIc XXV, XXII daghe in junio (1425 juni 22).
Van desen XIII schellingen heeft sinte Janscapelle een derdendeel ende Merkendael een derdendeel.
BCR124 JCB095
fol. 8 no 42 BCR327 Wij Arnoud van den Neste ende Jan Mathijs zoen, scepen in Breda, orconden dat voer ons quam Mechtelt Jan Haex dochter was, met enen mombaer, die hoer metten rechte daertoe ghegeven waert, ende lyede dat si vercocht hadde om een somme van ghelde, die hoer vol ende al betaelt is, Gielijs van den Wijngaerde, zes schellingen groten tsiaers erflix chijns payments, daer die een coman den anderen mede betalen mach, te ghelden alle jare op sinte Mertensdach in den winter, ute dien huse ende erve met sinen toebehoerten, ende ute der scueren, die daerneven staet, metten weghe, die daer beziden leghet, alsoeverre als hi den voirscreven erve toebehoert, dat voertijts Jan Haex plach te sine, gheleghen alrenaest Wijtmans erve was des Vleyschouwers, heren Jan Witen zoen, op die westzide ende Heilwighs Snellen erve op die oestzide. In manieren dat Mechtelt, met horen mombaer voirscreven, gheloeft heeft den voirscreven erfchijns te vrien ende te waren, op den onderpande voerghenoemt, evenghelijc drie schellingen groten tsiaers payments voirscreven, die Dieric Sterke daerop heeft. Ende in desen voirscreven zes schellingen groten tsiaers soe es Gielijs van den Wijngaerde ghevest, ende toeghedaen met vonnesse ende met rechte, soedat si hem zeker siin ende vaste. In orconde der waerheit met onsen zeglen bezeghelt int jaer ons Heeren M IIIc LXXI, op sente Bavendach (1371 oktober 1). BCR157 JCB052
fol. 8 no 43 BCR328 Wij Jan die Rucheneer ende Dieric die Rover, {sp} scepen in Breda, orconden, dat voer ons quam Jacob van den Wijngaerde ende lide dat hi vercocht hadde om een somme van ghelde, die hem vol ende al betaelt es, Herman van der Brugghen, zesse schellingen groten tsiaers erfchijns, {zulcx} zulcx payments totte alsulken paeydaghe, op alsulcken onderpant, met alsulke waernisse, ende voirt in alderselver voirwaerden ende manieren als die brief inhoudt ende begrijpt, daer dese brief met onsen zeglen bezeghelt doirghesteken is. In welke zesse schellingen groten erfchijns voirscreven, Herman voirscreven ghevest is, ende toeghedaen met vonnes ende met recht, soedat si hem zeker siin ende vast. In orconden desen brieve met onsen zeglen bezeghelt int jaer ons Heeren M IIIc XCIII, neghen daghe in julio (1393 juli 9). BCR157 JCB066
fol. 8 no 44 BCR329 In den jare M IIIIc XXXVII, vijftien daghe in februario (1437 februari 15), gaf ende bewijsde Mechtelt, Noyt Verwers weduwe, sente Kathelinen {de}, tot behues des Beghijnhoofs van Breda, zesse schellingen groten payments erflijc, op een huys ende erve, gheleghen op den Haghedijc, recht ieghen haer ende Steven Heys haers zwaghers huys over, ende neven huys ende erve Wouters van den Berghe, uutgaende naest IIII schellingen groten ende vijf groten payments die daer voir uutgaen, ende te betalen iaerlijcs op Onser Vrouwendach Lichtmisse. Ende dat huys ende erve voirscreven besit nu ter tijt ende gheldet den chijns voirscreven Aert Voghelaer die Snider, ghelijc als dieselve Aert kende ende lijde voir her Willem Smit, priester, als notarijs ende voir Steven Hey voirscreven ende Jan den Potter op den Haeghdijc, als ghetughe, {da} die daer bi ende over waren, daer Mechtelt dien erfchijns voirscreven overgaf ende bewijsde. Ende Aert voirscreven kende dat hijt sculdich was jaerlijcs te ghelden. Dit ghesciede tot Mechtelden voirscreven, in den huse daer si inwoent, in die voerste camer, in den jare ende daghe voirscreven {ende is een}omtrent Vespertijt. BCR125 JCB105
fol. 9 no 45 BCR330 Wij Roelof Stasen soen ende Joes Michiels soen, scepen in Oesterhout, doen condt allen luyden dat voer ons quam Peter Huge Leeuwen soen, kende ende lide dat hi vercoft hadde, om een som van gelde, die hem vol ende al betaelt was, Mercelijs Dierix soen, acht lopen rogs tsaers erfpachts, te betalen alle jaer tot Onser Vrouwendaghe Lichtmisse, goeden cusbaren rogghe ende bi der maten van Oesterhout. Welc acht lopen vorscreven veronderpandt sijn op (1) twee buynderen erfs mit huyse ende mit hove, Jan Reyners soens erve op die zuytzide gheleghen ende Peter Huyghen soen op die nortzide. (2) Item een buynder int Gansmoer, Jan Troest erve op die zuitzijde ende Tijs Jannis erve op die nortzijde. (3) Item thien lopenzaet erfs, gheheiten den Langhenacker, Jan Troest erve op die zuytzijde ende Godevaert Merten sons erve op die nortzyde. Vri met herenchijnse, ende zeven veertelen rogs erfspachts die daer voer uutgaen. In welken erfpacht vorscreven Mercelijs vorscreven ghevest ende geerft is, met vonisse ende met recht, sodat hem zeker is ende vast. In orconden desen brieve bezeegelt met onsen zeghelen ghegheven int jaer ons Heren dusent vierhondert ende XXX, XXII daghe in merte (1430 maart 22). BCR205 en BCR206 JCB101
fol. 9 no 46 BCR331 Drye brabants gulden.
Wij Zebrecht Zebrechts soen ende Roelof Staesen soen, scepen in Oesterhout, doen condt allen luiden dat voer ons quam Peter Meeus soen van Zoelen, ende lide dat hij eerffeliken ghenomen heeft om eenen erfchijns, teghen Wouter Sterken, een buynder beemde, luttel myn oft meer, dat ghelegen is neffens die zesthien buynder aen die oestzide, ghelick alst Goyvaert Heem toebehoeren plach, vrij myt heerenchijnse, om drie gulden tsiaers, drie scellingh groot payments gherekent voer elcken gulden, te betalen alle jaere tot sente Mertensmysse in den wynter. Des heeft Peter voirscreven boven dese drie gulden afghequijt anderhalven gulden, daer hijt mede veronderpant heeft, ende daer hij in ghevest ende geerft is, myt vonnis ende myt recht. Ende hiermee hevet Wouter voirscreven gheloeft te vrijen ende te waeren. In orcond desen brieve bezeghelt myt onsen zeghelen. Ghegheven int jaer ons Heeren duisent vierhondert ende twe en twintich, zesse daghe in junio (1422 juni 6).
Dit heeft nu in handen Gheryt Cleys Bouwens dees voirscreven pandt anno LXXVII (1477).
/ Nu hevet in handen Cleis sin zoen.

(i.m.) een kruis
BCR091 JCB092
fol. 9 no 47 BCR332 Arnd Jans soen ende Jan die Ruchener, scepen in Breda ende late ts heeren van Breda, kennen dat Herman Kant heeft ghenomen tot enen rechten erve van Beatricen van Laeracker, der beghinen, een half buynre beemde, gheleghen in die Donc, tusschen Jan Claes soens {erve} kijnder goet op die een side ende Willems goet van der Brugghen op dander side, om VI pont rueter kersen, te ghelden iaerlijcs ende te leveren in sinte Kathelinenkerke opt Beghijnhof te Breda, op sinte Martensdach in den winter. Te vrien met heerenchijnse. Dit ghesciede in den jare M IIIc LXXXIX, XXV daghe in augusto (1389 augustus 25).
Desen beemt besit nu Jan van Hilaer op den Haghedijc.
(i.m.) Mertini
BCR120 JCB064
fol. 9 no 48 BCR333 Marcelijs Aernds soen ende Ghijsbrecht Pigghen, scepen in Breda, kennen dat Lijsbeth Jan Gielijs dochter met Godevaert Moerman, haren wittighen man ende vooght, vercocht heeft Godelden van Riele, der beghinen, III schellingen groten tsiaers payments, te ghelden iaerlijcs op sinte Martensdach in den winter, uut huyse ende erve met sijnre toebehoerten, dat Rombout Knapen nu ter tijt besit, gheleghen in dEindpoortstrate, neven Jans erve van Hodonc op deen side ende Dirx Cox erve des Jonghen op dander side. Te vrien met vijftalven schellingen groten payments, die daar iaerlijcs voir uutgaen. Ende Godelt is daerin ghevest in den jare M IIIIc ende XVII, XII daghe in marte (1417 maart 12).
(i.m.) Mertini
BCR075 JCB085
fol. 9 no 49 BCR334 Peter die Bonte ende Dieric die Rover, scepen in Breda, kennen dat Michiel van Baringhen, Willems zoen van Baringhen, vercocht heeft Margrieten Peter Bastaerts wittighe dochter was, drie zester rogs erfpachts, uut eenre husinghen ende hovinghen met hare toebehoerten ende met neghen buynderen erfs daer aengheleghen, in welken husinghen hi nu ter tijt woent, ende gheleghen siin ter Tateringhen, tusschen Michiels erve voirscreven ende ts heerenstrate. Te vrien met rechten heerenchijnse. Ende Margriet voirscreven is daerin ghevest in den jare M IIIIc ende een, XII daghe in junio (1401 juni 12).
Desen principalen brief leeght onder die nonnen van Breda, want si hebben die twee zester ende die beghinen een.
BCR168 JCB076
fol. 10 no 50 BCR335 III schellingen groten payments tot kersen.
Jacob van den Wijngaerde ende Jan Hubrechts zoen van Ypelaer, scepen in Breda, orconden dat Adriaen Jan Mermans zoen vercoft heeft Kathelinen Gielijs wijf van Meer, sesse schellingen groten payments erfchijns, te betalen iaerlijcs op sinte Mertensdach in den winter, uut enen huse ende erve met sijnre toebehoerten, ghelegen buyten t Gasthuys, in die steghe bi t Scuttersdoel, neven Peelgryms Schoenweders erve was op deen side ende Jan Hughen erve op dander side. Te vrien met II schellingen groten payments, die daer iaerlijcs voir uutgaen. Ende Katheline voirscreven is hierin ghevest in den jare M IIIIc XXVI, VIII daghe in januario (1426 januari 8).
Desen principalen brief heeft Katheline voirscreven.
Ende dit pant besit nu.
BCR023 JCB097
fol. 10 no 51 BCR336 Dees III scellingh groten heeft beset Hermen van der Brugghen.
Wij Godevaert van Loenhout ende Peter Tierloet, scepene in Breda, orconden dat voer ons quam Willem van der Vaert, ende lide dat hij vercoft heeft om een somme van gelde, die hem wael betaelt ware, Heinrick den Verwer, als mombaer ende behoef Alyten Tiel des Verwers dochter, drye scellinghe grote tsiaers erfcijns payments, daer deen coman den anderen mede betalen mach, op een huis ende erve, dat gelegen es opten Haeghedijck, daer Willem voer soen nu ter tijt inwoent, aldernaest Jan Grielens erve an deen zide ende Aerdt Bollaerts erve an dander zide. Te betalen alle jare tot sente Bavendage. Ende dit heeft Willem voirscreven geloeft te waren met vijf ende vijftich groten tsiaers payments voirscreven, dier voer uutgaen. Hier is Heinric voirscreven in ghevest, ende toegedaen met vonnesse ende met recht, tote behoef Aleyten voirscreven, sodat hem seker es ende vaste.
In orconde desen brieve met onsen zegelen besegelt int jaer ons Heeren M CCC tseventhic ende vive, een ende twintich dage in september (1375 september 21).
Desen voirscreven schijns geeft nu Claeus van Boymer, ende steet se tusschen Aert de Rovers huis ende Cleis Jans Potters huis, ende desen schijs is beset tot kerssen.
BCR106 JCB053
fol. 10 no 52 BCR337 Wouter Jans soen ende Aernout Jacobs soen, scepen tot Etten, kennen dat Willem Steltberch vercocht heeft Wijtman van der Beke, een zester rogs tsiaers erfpacht, te leveren met rog in den lande ghewassen tot Breda ende metter maten van Breda tot Lichtmisse, (1) uut dier husinghe ende hovinghe, daer hi nu ter tijt woent, ende uut XXV 1/2 buynre erfs, luttel min of meer, daer die husinghe op staen, ghelegen metter oestsiden aen Jans erve van den Stene, streckende metten noorteynde aen der brueder goet van sinte Jans ende met den zuytende aen ts heerenstrate; (2) ende uut vijftalf buynre erfs, luttel min of meer, gheleghen metter westside aen Martens erve van den Brande ende an Danen erve van den Stene, metter oestsiden aen Joes erve van den Hole, streckende metten noorteynde aen ts heerenstrate; (3) ende noch uut ses buynre erfs, luttel min of meer, gheleghen metter noortside aen Peters erve van den Brande, metter zuytsiden an Jacob Jans soens erve, streckende metten oesteynde aen der kerkenheyde ende met den westeynde aen Celen Maes soens erve. Te vrien dese onderpande voirscreven met desen cummer ende met XXX ouden groten tsiaers, een pont loventsche tsiaers, ende II zester rogs tsiaers, die daer erflijc voir uutgaen. Ende Wijtman voirscreven is in dit zester rogs ghevest in den jare M IIIc XCVI, des sondaeghs voir Onser Vrouwendach half Oest (1396 augustus 13).
Ende dit zester rogs erflijc heeft meester Heinric van der Beke, monic tot Gruenendale, Wijtmans sone van der Beke, den Goodshuyse des Beghijnhoofs tot Breda gheven, in die ere Goods ende voir sijnre ouder ziele.
Dese onderpande besit nu Philips van der Lecke.
(i.m.) Lichtmisse
BCR210 JCB069
fol. 11 BCR000 blanco bladzijde
fol. 11 no 53 BCR338 Jan die Wilde ende Claes van Eyke, scepen in Alfen, kennen dat Katheline Woers voir haerselven, met Petren haren zoen ende momber, ende dieselve Peter voir hemselven, kenden ende lijden dat sij erflijc sculdich sijn uut te reyken Kathelinen Ghelmers ende Beatrisen van Oesterhout, tote behuef der fermerien, van sinte Kathelinen te Breda in den Beghijnhove, acht lopen rogs erfpachts, te leveren iaerlijcs op den onderpant, metter maten van Breda, tot Lichtmisse. Welken pacht voirscreven, Margriete Evergheers voirtijts ghegheven heeft ende bewijst in rechter aelmoesen, ende tote behuef der fermerien {uu} voirscreven, uut enen stuc lants, gheleghen in een heininghe tote Boschoven, gheheiten die Looct, houdende twee buynre, luttel min of meer, neven die Deect op deen side ende ts heerenstrate op dander side. Te vrien met enen lopen rogs daer iaerlijcs voir uutgaende. Dit ghesciede in den jare M IIIIc ende tien, XXVIII daghe in november (1410 november 28).
/ Dit pant besit nu Godevaert van Olmen.
/ Dit is nu uuytreyckende Gerit Cornelis Michielssen tot Alffhen onder Bosschoven.
BCR215 JCB082
fol. 11 no 54 BCR339 Diederic van Thede, cleric, ende als notarijs, ende her Heinric Andries zoen ende her Gherijt, capellaen der kerken des Beghijnhoofs tot Breda, priestere, als ghetughe, kennen dat joncfrou Heilwij Heinrics, Lucien dochter van Baerle in haren testamente heeft beset (1) der fermerien des Beghijnhoofs van Breda, II lopen rogs tsiaers; (2) item sente Kathelinen altare in der Beghinenkerke, II lopen rogs tsiaers; (3) item den Heilighen Gheest tot Breda ende tot Oesterhout, elc II lopen rogs tsiaers. Dese VIII lopen rogs heeft si bewijst te heffen iaerlijks in Boschoven op enen acker, gheheiten Brunecker, dien Claes Kivit nu in handen heeft. Dit ghesciede in den jare M IIIc XLIII, XVIII daghe in julio (1343 juli 18).
Dit pant besit nu.
/ Dit is alnu uuytreyckende Jan Ariaenssen van der Voort tot Alffhen onder Bosschoven.
BCR216 JCB019
fol. 12 no 55 BCR340 Johannes van Aerle, Jans zoen van Aerle, als notarijs, her Godevaert van Leuwen ende her Jan die Backer, priestere, als ghetuyghe, kennen dat Heinric Heinrics Verwers zoen gaf ende besette in manieren van testamente ende in rechter aelmoesen om Goidswillem, der kerken of der capellen des Begijnhoofs in Breda, drie lopen rogs erfspachts, {uut} iaerlijcs te leveren tot Breda ende metter maten van Breda tot Lichtmisse, op Gheilen Wouters Oeden soens wijfs goede, gheleghen tot Came. Ende om der meerder zekernissen wille soe heeft Heinric voirscreven daertoe tonderpande gheset, een weide, gheleghen tot Breda bi die Merke, gheheiten Voelkensgraft, tuschen [ her ] Jans Sterken erve op die een side ende Jans Laets erve op dander side, waert dat men dien voirseden pacht niet en betaelde tot dien daghe voirscreven. Dit ghesciede in den jare M IIIc LXXXI, XX daghe in aprille (1381 april 20).
/ Dese drie lopen rogs erfpachs gelt nu ter tijt Willem Jacops soen was van den Veltbrake, Wouter sMoelneers zwager, aen ende uut tween buenderen erfs, gelegen te Kame, die hij verkreech van Wouteren den Moleneer, sinen zweer, opt oestzijde is gelegen Willem voirscreven met sijnre woensteden, westwert Wouter die Molener met sijnre weyden, Godevaert die Wolf met sinen erve zuytwert, op die noirtzijde ts heerenvroente.
/ Nu betaelt dit Jan Stoop tot Caem.
BCR217 JCB057
fol. 12 no 56 BCR341 Aernd van Welle ende Jacob van Eycel, scepen in Ghinneken, kennen dat Lijsbeth Michiels dochter van Bavel was, met Jan Onmaten, haren wittighen man ende vooght, vercocht hadde Aernd van der Molen, Jans Brox zoen was, een halster rogs tsiaers, te leveren binnen Breda met der maten van Breda tot Lichtmisse, op haer derdendeel van enen erve, houdende XII buynre, luttel min of meer, met sulke husinghe ende anders dat daer toebehoert, ende gheleghen siin tusschen Heinrics goede van den Aerde op die een side ende Peter Mermans goede op dander side. Te vrien met heerenchijnse. Ende Aernd voirscreven is hier toeghedaen in den jare M IIIc LXXXIII, op sinte Mathijsdach (1383 februari 24).
Ende van desen pachte hebben die beghinen VII lopen, ende die Heilighe Gheest van Ghinneken I lopen.
Dit pant besit nu / { Heilwy van der Molen } Hein Meels.
(i.m.) Lichtmisse
BCR185 JCB059
fol. 12 no 57 BCR342 Aernd van Welle ende Hubrecht van Lijndonc, scepen in Ghinneken, kennen dat Heinric Piec, verlide dat hi sculdich waer Lijsbetten Jan Stevens dochter was, Wijtmans Barbiers wittighen wive, VI lopen rogs erflijc, uut enen goede, gheleghen tot Ulvenhout in Piex heininghe, houdende vierdalf lopensaet lands, dat is te weten voir elc lopensaed lants bi der maten LX roeden, neven welken goede gheleghen is aen die een side Benne Piex ende des heerenstrate aen dander side. In den jare {III} M IIIc LXVI, des dinxdaeghs voir meyedach (1366 april 28).
Dit erve besit nu / Margriete Everaerts.
(i.m.) Lichtmisse
BCR186 JCB046
fol. 12 no 58 BCR343 { Aernd van Welle ende Jacob van Eysel, scepen in Ghinneken, kennen dat Gherijt Machiels zoen / lide dat hi / sculdich waer joncfrou Yden Maes Thonijs zoens dochter was, der beghinen, tote behuef der fermerien van den Beghijnhove te Breda, IIII lopen rogs tsiaers, uut enen stuc lands, dat men heytt dat Grooetrut, gheleghen neven ts heerenstrate op die een side ende Jan Valkeners erve op dander side. Dit ghesciede in den jare M IIIc LXXXIX, VIII daghe in novembri (1389 november 8).
Dit lant besit nu / Willem van Baerle.}
(i.m.) Lichtmisse
BCR188 JCB065
fol. 12 no 59 BCR344 Pauwels van der Daesdonc besette sinte Kathelinen, een ghelt wijns tsiaers, op siin goede ter Daesdonc, daer [nu] dat Heinric van der Daesdonc die helft plach te ghelden, ende Peter siin brueder die ander helft. Nu betalent haere beider kijndere, dats Jan van der Daesdonc ende joncfrou Lijsbeth van Ghelderop. BCR?
fol. 13 no 60 BCR345 Item Mergriet Cleis heeft gegeven een viertel rogs, uut desen sevendalf lopen, haer jaergetiden mede te doen voer Haeyen, haer zuster ende voer haerzelven.
Wij Willem Capken ende Heinricx Jan Claeus sone, scepenen in Ghinneken, orconden dat voer ons quam Katelin Willem Emmen dochter, met Claeus van Hoevel, hoeren man ende voecht, hoer metten recht gegeven, ende lyde dat sij vercoft heeft om een somme van gelde, die hoer vol ende al betaelt is, Lijsbetten Vuchtschoots, tot behoef shoofs van den Beghijnhof binnen Breda, die rechte helftscheydinghe van derthien lopen rogs tsiaers erfpachts, guet ende cusbaer, te gelden ende te leveren tjaerlix binnen Breda, ende metter maten van Breda, op Onser-Liever-Vrouwendach Lychtmysse. Welke derthien lopen lopen rogs erfpachs voirscreven jarlijcx uutgaen, uten onderpanden hiernae bescreven, die welke in desen brief ghenoemt ende ghescreven staen, gelijck den scepenenbrief die wii scepen voirscreven daeraf gesien hebben, doer eenen anderen scepenenbrief ghesteken, die uutwijst. Dats te weten: (1) uut vijf lopensaets lants, luttel myn of meer, gelegen tot Bavel, int Acker tot Viersteden, daeraf dat seven quartiersaet gelegen sin neven Jan Jan Lemmens soons erve op deen zide ende Wouter Peter Wouters sons erve op dander side, gheheyten den Witpoel; (2) Item die twe lopensaet, sin gelegen neven Willems van Nyspens erve op deen zide ende Heinricx Brocx erve ende Thiel Lemmens erfghenaemen erve op dander zide, ende is geheyten den Daelacker; (3) Item deen lopensaet, is geheiten den Dystelacker, ende is ghelegen neven Heinrick Meels erfgenamen erve op beiden siden; (4) Item deen quaertiersaet, is geheyten die Santbrake, ende is gelegen neven Bertram Heinricx Bertrams soons eerve op deen zide ende Peter Meermans erfgenamen erve op dander zide. Te vrijen dese onderpande voirscreven met herenchijnse. Ende om desen voirscreven gehelen erfpacht te bat te versekeren, soe heeft Heinric Gerit Meels zoon tonderpande geset (5) die heelftscheidinge van enen halven buynder weyden, gelegen Aerds kinder erve van der Molen op deen eynde ende Jan Bies Goedscalcx soons erve op dander eynde, geheiten den Inslach; (6) Item dat sestendeel in enen bloc, geliic alst daer begraven is. Te vrijen desen onderpant met herenchinse. In welke helftscheijdinghe van den derthien lopen rogs erfpachts voirscreven die voirscreven Lysbet Vuchtschoots ghevest is, ende toegedaen met vonnys ende met recht, tot behoef shoofs van den Baghinhof voirscreven, sodat se hem zeker is ende vast. In orconden desen brieve met onsen zeghelen bezeghelt int jaer ons Heren duysent vierhondert seven ende tseventych, vierthien (dage) in meyee (1477 mei 14).

Oorspronkelijk inv.nr. 569
Regest 171 d.d. 1477 mei 14.
BCR? JCB140
fol. 13 no 61 BCR346 Wouter Vinc ende Claeus Nouts soen, scepen in Hertele, kennen dat Beatruys van Hertele, beghine, met Jonaes van der Elst, haren mombaer, vercocht heeft Machtelden van Goerle, beghinen, ter ermer behuef, in die fermerie ten beghinen, XII groten tsiaers payments, op een buynre beemde, ghelegen in die Croechte, alrenaest Bertelmeeus kijnder goet van Dorst op deen side ende Jans Loys op dander side, te betalen op sinte Bavendach. Ende Machtelt is hierin ghevest in den jare M IIIc LVII op sinte Jacobsdach (1357 juli 25).
Desen beemt besit nu Jan van der Voirt.
(i.m.) Bamisse, een kruis
BCR176 JCB037
fol. 13 no 62 BCR347 Wouter Vinc ende Claus Nouts soen, scepen in Hertele, kennen dat Beatruys van Hertele, beghine, met Jonaes van der Elst, haren mombaer, vercocht heeft Machtelden van Goerle, beghinen, ter ermer behuef, in die fermerie ten beghinen, VIII groten tsiaers payments, op een half buynre beemden, gheleghen achter dat Hertelschelant, alrenaest Bartelmeeus kijnder goet van Dorst op deen side ende Lijsbetten Bartrams op dander side. Te betalen iaerlijcs op sinte Bavendach. Ende Machtelt is hierin ghevest, ter ermer behuef, in den jare M IIIc LVII op sinte Jacobsdach Apostel (1357 juli 25).
Dit pant besit nu Peters Bonten weduwe, ende siin dieselve VIII groten payments, die voir bescreven staen in die Steenbrugstrate, op her Bertrams erve.
(i.m.) Bamisse
BCR177 JCB038
fol. 13 no 63 BCR348 Heinric van den Dike ende Wouter Vinc, scepen in Hertele, kennen dat Jan Voet van Hertele vercocht heeft Janne Bertrams soen van Hertele, of den houdere des briefs, XXVI groten payments tsiaers, op II buynre beemde, luttel meer of min, gheleghen ter Heiden, gheheiten dat Biesebloc, Dieric Heinen soen van den Dijc aan {deen} den zuytside, ende Jan Haec an dander side noortwaert. Te betalen op sinte Bavendach. Ende Jan Bertrams soen is hierin ghevest in den jare M IIIc LIII, VII daghe in wedemaent (1353 juni 7).
(i.m.) Bamisse
BCR175 JCB030
fol. 13 no 64 BCR349 Dits een brief daer doir (nr.63):
Wouter Vinc ende Claus Nouts soen, scepen in Hertel, kennen dat Jan Bertrams soen vercocht heeft Machtelden van Goerle, der beghinen, ter ermer behuef, in die fermerie ten beghinen, XXVI groten tsiaers payments, in alre manieren als die voirste brief inhoudt. Ende Mechtelt is hierin ghevest, ter ermer behuef, in den jare M IIIc LVII op sinte Jacobsdach (1357 juli 25).
BCR175 JCB039
fol. 14 no 65 BCR350 Jan van Ravel ende Jan Loys, scepen in Scimmare, kennen dat Jan Voet heeft ghenomen {te} in rechten erfchijnse van joncfrou Beatrisen van Hertele, der beghinen, een goet, dat men heit die Hoeven, dat gheleghen is tusschen Gheraerds Renycoys goed op die een side ende Jans goet van Loen op dander, om XL groten tsiaers payments, te betalen iaerlijcs op sinte Bavendach. Uutghesproken dat hole van der gracht aen die oestside, dat joncfrou Beatrijs voirscreven behouden sal, haren wille daermede te doen. Dit ghesciede in den jare M IIIc XLVIII des vridaeghs na dertiendach (1348 januari 11).
(i.m.) Bamisse
BCR174 JCB026
fol. 14 no 66 BCR351 Desen brief (nr.65) is daer doirghesteken:
Jan Tielen soen ende Jan van Ravels, scepene in Hertele, kennen dat Beatrijs van Hertele, beghine, met haren mombaer, veste met rechte Machtelden van den Moere, beghine, tot sente Kathelinen behuef van Breda, in XL groten payments tsiaers, op sulcke onderpande ende tot sulcken daghen ende in alre manieren als die voirscreven brief inhoudt. Dit ghesciede in den jare M IIIc LVI, des woensdaeghs na sinte Pauwelsdach (1356 januari 27).
BCR174 JCB036
fol. 14 no 67 BCR352 Heinric Jans soen ende Jan Dierics soen, scepen in Hertele, kennen dat Jan van Loen heeft vercocht Katherinen her Hakisers, X {gr} oude groten tornoyse des conincs van Vrancrike erfchijns, (1) op siin huys ende hof, daer thuys plach te staen; (2) ende op een weide daer aengheleghen; (3) ende op enen acker, gheheiten Brakacker, als op sijn deel; (4) ende op enen acker, voirtijts gheheiten Stripe. Te betalen iaerlijcs tsinte Mertensmisse. Ende Katherine is hierin ghevest in den jare M IIIc XXXIIII, in die Octave van sinte Jan Baptiste (1334 juli 1).
Dese X oude groten behoren half den Sartroyse ten Berghe.
Desen chijns betalen iaerlijcs Ionaes kijndere van Holten.
(i.m.) Mertini, [***]
BCR173 JCB013
fol. 14 no 68 BCR353 Peter die Rover ende Jan Willems soen, scepen in die Haghe, kennen dat Peter van Hambroec, Jan Maes soens soen, vercocht heeft Yden Voels ende Lijsbetten Dierics, als meesterssen der kerken ende des Goodshuys van den beghinen tot Breda, X schellingen ende VI penningen groten payments tsiaers, alle iaer te betalen {te} op sente Bavendach, uut drien buynren erfs, luttel min of meer, gheleghen tOvervelt, neven Dieric Boelen zoens erve op deen side ende Wouters erve van Goerle op dander side. Te vrien met XXIX groten payments, die daer voir uutgaen. Ende Yde Vools is hierin ghevest, tot behuef des Goodshuys voirscreven, in den jare M IIIIc ende vier, XXVIII daghe in september (1404 september 28).
Desen pant besit nu Wouter van Goerle.
(i.m.) Bamisse
BCR193 JCB079
fol. 14 no 69 BCR354 Jan die Clerc ende Peter van der Hulst, scepen in die Haghe, kennen dat Jan van Hilaer heeft ghenomen in gherechten erfpachte van Godelden van Hilaer, Peter Vrancken dochter was, (1) die helft van enen stucke lants, dat Heyne Anyers plach te siin, gheleghen op den Brantacker, neven Mathijs goet van Zundert oestwaert aen deen side ende Ansems Vos kijnder goet westwaert aen dander side. (2) Item die helft van enen stucke lands, gheheiten Woddenacker, gheleghen neven Heinric Haens goet aen deen side ende Aert Massoens goet an dander side. (3) Item die helft van den queester dijxken boven die Voort int Lies, gheleghen Aernd Maes sone aen deen side ende Jan die Hoeve an dander side. (4) Item die helft van den Langacker, gheleghen Willem Amels soens goet aen deen side ende Ansems Vos goet aen dander side. (5) Item die helft van enen stuc lants, gheleghen neven den Brantacker, dat heeren Jans Costers plach te sijn. Alsoe alse sij Peter haren vader toebehoerden, ende haer toeghedeilt siin, om VI lopen rogs tsiaers, te leveren binnen Breda tot Lichtmisse. Ende Jan van Hilaer heeft dit wederdeel van den stucken voirscreven tonderpande gheset, ende Jan sal allen cummer ghelden, die uut desen goede gaet. Dit ghesciede in den jare M IIIc LXXIX, XIII daghe in januario (1379 januari 13).
(i.m.) Lichtmisse
BCR200 JCB055
fol. 14 no 70 BCR355 Desen brief is daer (nr.69) doerghesteken:
Jonaes Crauwel ende Gherijt Jan Nouts soens soen, scepen in die Haghe, kennen dat Godelt van Hilaer, Peter Vrancken dochter was, met haren momber, gaf in rechter aelmoesen ende puerlike om Goodswillen, joncfrou Heilwighen Ghelmaers ende joncfrou Beatruysen van Oesterhout, meesterssen des Goodshuys van sinte Kathelinen, patroenster van den Beghijnhove te Breda, ende tote behuef des Goodshuys, VI lopen rogs erfpachts, uut selken onderpanden soals die voirste brief inhoudt. Ende die joncfrouen siin hierin ghevest in den jare M IIIIc ende XIIII, XVI daghe in meye (1414 mei 16).
Desen pacht betaelt nu Ans Vos.
BCR200 JCB084
fol. 15 no 71 BCR356 { Barthelmeeus Jans soen ende Peter die Rover, scepen in die Haghe, kennen dat Jacob Boydens soen vercocht heeft joncfrou Heilwighen Ghermers, tote behuef des ghemeyns Goodshuys van den Beghijnhove te Breda, een viertel rogs tsiaers erfpachts, te leveren tot Breda tot Lichtmisse, uut enen halven buynre weyden, luttel min of meer, gheleghen te Boeymer, neven onser joncfrou erve van der Lecke op deen side ende des heerenstrate aen dander side. Te vrien met IIII groten payments, die daer iaerlijcs voir uutgaen. {In den ja} Welken erfpacht voirscreven Jan van Caertscot den ghemeynen Goodshuyse van den beghinen voirscreven bewijst heeft, van des Heilighen Gheests weghen. Ende joncfrou Heilwijch is daerin ghevest, tot behuef des Goodshuys voirscreven, in den jare M ende IIIIc , vier daghe in augusto (1400 augustus 4).}
(i.m.) Lichtmisse, een kruis
BCR201 JCB075
fol. 15 no 72 BCR357 Meester Kerstiaen Bont, priester, als notarijs, {[*]} her Jan die Backer, priester, ende Jan Urbaens, Cleric, als ghetughe, kennen dat joncfrou Katherijn van Mere, beghine in den Beghijnhove tot Breda, gaf ende besette tot sinte Kathelinen capellen behuef, XXX groten payments erflijc, die sij bewijsde iaerlijcs te heffen tot Bamisse, op een weide, gheheiten die Putoer, houdende drie deel van enen buynre, luttel min of meer, gheleghen achter den Emer, (60) neven Gorijs Tonen erve. Welc goet Peter Hughen nu besit. Dit ghesciede in den jare M IIIIc ende X, XV daghe in februario (1410 februari 15).
(i.m.) Bamisse
BCR194 JCB083



Aantekeningen:

1. Hier ontbreekt aanduiding van het soort goed: huys en erve.

2. Post Niet opgenomen in 355.

3. Post in 355 ook doorgestreept.

4. Post Niet opgenomen in 355.

5. Post Niet opgenomen in 355.

6. Post Niet opgenomen in 355.

7. Hier ontbreken de naburen.

8. Hier ontbreken de naburen.

9. Papier hier beschadigd, aanvullingen uit inv.nr. 355.

10. Hier ontbreken de naburen.

11. Post Niet opgenomen in 355.

12. Post Niet opgenomen in 355.

13. Hier ontbreken de naburen.

14. Hier ontbreken de naburen.

15. Post Niet opgenomen in 355.

16. Hier ontbreken de naburen.

17. Post Niet opgenomen in 355.

18. Hier ontbreekt het goed en de naburen. Post Niet opgenomen in 355.

19. Met handtekening; Post Niet opgenomen in 355.

20. Er staat de afgekorte naam Daesd. , zodat Gooskens las Daesden, een schepen met die naam is echter niet bekend.

21. In de vorm van een handtekening.

22. Er moet staan opt huys, zoals in maartenscijnsregister.

23. Deze persoonsnaam is Niet opgenomen in 355.

24. Ook te lezen als Netkens.

25. Deze persoonsnaam is Niet opgenomen in 355.

26. Deze persoonsnaam is Niet opgenomen in 355.

27. Post Niet opgenomen in 355.

28. Post Niet opgenomen in 355.

29. In CBM cijns van VIII1/2 groten.

30. Geen bezitter vermeld.

31. Hier ontbreken de naburen. Regel is wit.

32. Post Wel opgenomen in 355.

33. Post Niet opgenomen in 355.

34. Post Niet opgenomen in 355.

35. Post Niet opgenomen in 355.

36. Hier ontbreken de naburen.

37. Gooskens las Lynwever.

38. Ondanks doorhaling Wel opgenomen in 355.

39. Achternaam niet ingevuld, wel wit ruimte.

40. Geschreven met 16de eeuwse schrijfhand.

41. Locatie niet vermeld.

42. Goed en locatie niet vermeld.

43. Geeft aan dat post 170 en 171 bij elkaar horen.

44. Sartoisen: Kartuizers bij Geertruidenberg.

45. Geen bezitter vermeld. Post Niet opgenomen in 355.

46. Aantal lopen rogs onleesbaar gemaakt. Ondanks doorhaling: Wel opgenomen in 355.

47. Locatie niet vermeld.

48. Ook te lezen als Lauc Roemen; Gooskens las Lauc Zommen.

49. Gooskens las Jan Wets Franks.

50. Folioblad Niet vermeld, copie niet ingeschreven.

51. Bezitter niet ingevuld.

52. Ook te lezen als Han Naes.

53. Om aan te geven dat deze twee posten van BCR205 en BCR206 bij elkaar horen.

54. Bezitter niet vermeld.

55. Post Niet opgenomen in 355.

56. Post in 355 ook doorgestreept.

57. Post Niet opgenomen in 355.

58. Deze post staat in de rechtermarge met zelfde schrift.

59. De posten op dit folioblad zijn niet in een keer opgeschreven, maar mogelijk toch van dezelfde hand. De lijst zelf is waarschijnlijk onvolledig, daar er nog meer kaarsenposten in het register staan.

60. Naar Ijsseling volgens originele akte; er staat echter Smer: Siner of Snier.

'