Gids

Gids van cijnsregisters betreffende Stad en Land van Breda
door dr. Henk Muntjewerff, 2005.©
m.m.v. drs. Harry Gerritsen.

 

     

    Inleiding (1)

    Het doel van deze gids is het bieden van inzicht in de aard en omvang van de cijnsregisters met betrekking tot de Stad Breda. Het is ontstaan als achtergrond informatie bij het transcriberen van een vijftal cijnsregisters uit de vijftiende eeuw. Centraal voor ons staat het beschikbaar maken van de inhoud van verschillende Bredase cijnsboeken ten behoeve van wetenschappelijk historisch onderzoek, in het bijzonder voor de totstandkoming van de uitgave van het Middeleeuwse Huizen en Stratenboek door de stichting Jac. van Hooydonk. Dat historisch huizenonderzoek richt zich op zowel de specifieke eigenaren/bewoners als op de gebouwde omgeving te Breda tot circa 1600. Hoofdonderwerp is het zelfstandige huis of pand, waarvan in de loop van de tijd het gebruik, de omvang, de aard en de bewoners of eigenaars gevolgd worden.
    Globaal heeft het onderzoeksterrein betrekking op het Breda binnen de singels. De cijnsboeken van het omliggende Land van Breda hebben daardoor niet direct onze aandacht. Toch bevatten de cijnsregisters van de Tafels van de Heilige Geest van Alphen, Etten, Hage, Ginneken, en Oosterhout posten met betrekking tot Bredase goederen. Publicatie van deze registers zien wij niet als onze taak. De leenboeken met betrekking tot het Land van Breda bevatten naar alle waarschijnlijkheid geen informatie over het grondgebied van de Stad Breda, de stad was per definitie vrij van lenen. Toch is het mogelijk dat er oude restanten lagen, maar wij kennen ze niet en de vele leenregisters vallen daarom buiten ons overzicht. Verder hebben wij om praktische redenen ons beperkt tot de transcriptie van cijnsregisters die hetzij in origineel hetzij in kopievorm in de regio Breda in de archieven voorhanden zijn. Op die manier vallen de rijke Domeinraad archieven buiten ons blikveld. De heerlijke cijnzen in het Land van Breda ontstonden deels in 1246 bij de afschaffing van de horigheid. Maar merendeels ontstonden ze daarna door de ontginning van woeste gronden, waarvan de heer van Breda zichzelf als eigenaar zag. In Brabant was het merendeel van de ontgonnen grond in cijns uitgegeven en werd in verband daarmee in cijnsboeken geregistreerd. Voor een overzicht van de leen- en cijnsgoederen van de heer van Breda en anderen, alsmede de daarvoor te gebruiken registers, kan het beste verwezen worden naar literatuur daarover. (2)
    De vestiging, overdracht en geschillen beslechting van de cijnzen gebeurde ten overstaan van de schepenbank en/of de notaris. De vestbrieven in het stadsarchief zijn vanaf 1499 bewaard gebleven, voor de vestbrieven uit de periode daarvoor zijn we aangewezen op de aankomsttitels en/of cartularia in de archieven van verschillende wereldlijke en geestelijke instellingen. Daarom is een overzicht toegevoegd van de instellingen waarvan bekend is dat die cijns heffen te Breda, zodat in hun archieven verder gezocht kan worden.
    Na de stadsbrand van 1534 moesten diverse instellingen jarenlang de inkomsten uit cijnzen op de verbrande huizen missen. Vervolgens viel het hun moeilijk de cijnsbetalers op te sporen, daarom werden vaak rond 1545 nieuwe cijnsregisters aangelegd.
    De cijnsregisters verliezen grotendeels hun betekenis voor dit historisch onderzoek door de komst van de verpondingskohieren (eerste te Breda is van 1558), die van 1621 tot 1800 een aaneensluitende huizen en bewoners administratie vormen. (3)

    Toch kan het soms zinvol zijn kennis te nemen van de informatie uit de cijnsregisters van na 1600 doordat ze perceelsgebonden informatie bevatten en soms retro-akten bevatten die teruggaan tot voor 1500.

     

    Soorten cijnzen: (4)
    1. Gebruiksvergoeding. Een particulier (cijnsheffer) gaf zijn goed (huis en/of grond) uit tegen een jaarlijkse cijns. De cijnsbetaler mocht het goed dan in gebruik nemen. De uitgifte was veelal erfelijk (onveranderlijk en eeuwig). Het verwerd tot een eigendomsrecht.

    2. Grondrente.
    A. De eigenaar van een goed (huis en/of grond) betaalt een jaarlijks bedrag in ruil voor de ontvangst van een bedrag ineens. Hij blijft eigenaar en/of gebruiker van de onroerende zaak.
    - onlosbaar = erfelijk (onveranderlijk en eeuwig).
    - losbaar = afkoopbaar, bijvoorbeeld tegen het zestienvoudige van de rente (de penning 16).
    Voorbeeld: het is vergelijkbaar met een hypotheek
    B. De eigenaar van een goed (huis en/of grond) vestigt een cijns op zijn goed ten behoeve van de stichting van een memorie. De cijnsvestiger (betaler) garandeerde een eeuwigdurende uitkering aan een abdij, altaar, kapel of kerk in ruil voor een jaargetijde (gebedsherdenking).
    Voorbeeld: de jaargetijdenregisters van het Begijnhof, zielgeld Catharinadal.
    C. De eigenaar van een goed (huis en/of grond) vestigt een jaarlijkse cijns op zijn goed als aalmoes of schenking, ten behoeve van het ziele heil van hemzelf of verwanten.
    Voorbeeld: de Tafel van de Heilige Geest.

    De ontvangstkant: Het recht cijns te ontvangen is een zakelijk recht, dat overdraagbaar is. Het kan verkocht worden, overerven, belast worden als onderpand van een lening, etcetera. Binnen Breda zien dit vooral optreden bij cijnssoort 2.A.
    De betaalkant: Indien een met cijns belast goed werd verkocht of vererfde, ging de cijnsplicht automatisch over naar de koper of nieuwe eigenaar van het goed. Daarbij werd vaak gesteld dat de betaling van de herencijns hogere prioriteit had, dan de betaling van de andere renten. (herencijns daar vooruutgaande). De herencijns drukte alleen op de (onder)grond.
    Voorbeeld: Te vrijen ende te waren (...) met (...) erfcijns, ende met herencijns, die daer jaerlix erfelic voeruutgaen.
    Voorbeeld: Te vrijen ende te waren (...) met (...) erfcijns, die daer jaerlix erfelic voeruutgaet.

     

    De administratie van de cijnzen: (5)
    De cijnsboeken worden in de archieven en inventarissen verschillend aangeduid met Legger, Manuaal of Rekening. Een register is een voortdurend bijgehouden boek of lijst, waarin aantekening wordt gehouden omtrent zaken of personen, zoals een register van eigendomsovergangen. Het begrip registratuur slaat daar nog op: een systeem voor het bewaren van akten, zodat ze terug te vinden zijn. Ook ons hedendaags begrip register als bladwijzer of index in een boek is hiervan afgeleid.
    De boeken binnen een administratie zijn te onderscheiden in grote onhandelbare inschrijvingsregisters die op tafel bleven liggen, vandaar de naam Legger; en in kleine handelbare dagregisters die handzaam waren, vandaar de naam Manuaal.
    In volgorde van aanleg en inschrijving door de administrateur volgen hier de verschillende registers:
    1. Aankomsttitel. Originele akte of oorkonde waarin de herkomst van de cijnsverplichting omschreven staat. Volgens IJsseling komen bij het Begijnhof wel eigendomsbewijzen voor, maar zijn de aankomsttitels voor het Begijnhof vaak niet aanwezig! (6)
    2. Cartularium. Een register waarin is opgenomen een officiële verzameling van gecollationeerde afschriften van oorkonden.
    Voorbeeld: klooster Catharinadal, Cartularium B, Aut Register-Boeck van Brieven.
    3. Legger. Een register met een overzicht van de te innen cijnzen. Opgesteld door de rentmeester, die op een vaste dag zitting had om de cijnzen te innen. Met een Topografische Legger bedoeld men een register waarin de posten op volgorde van plaats en/of straat staan ingeschreven.
    Legger is ook de naam van sommige openbare registers: bv de Kadastrale Legger, het Bevolkingsregister.
    In de Middeleeuwen was een legger een materiële tekst waarvan de kopiisten een afschrift maakten.
    Een Legger is boekhoudkundig bezien een historische benaming voor het Inventaris-Grootboek.
    4. Manuaal (handboek). Een register met een overzicht van de geïnde cijnzen. Register waarin de opeenvolgende grondeigenaren, per cijns, vermeld staan; het is een overzicht van de daaruit verkregen inkomsten.
    Een Manuaal is boekhoudkundig bezien een historische benaming voor het Rekening-Courantboek en/of het Kasboek. Het is een dagboek.
    Bijzonder voorbeeld: Begijnhof, Manuale Anniversariorum of jaargetijdenregister.
    5. Rekening. Een register met het resultaat van de inning van de cijnzen, per boekjaar.
    Een Rekeningboek is boekhoudkundig bezien een historische benaming voor de Resultatenrekening.

    Voorbeeld Inventaris Burgerweeshuis
    B. Beheer van goederen en bezittingen:
    I. Algemeen: manuaal van goederen en renten (2 en 4)
    II. Rekeningen, met bijlagen (3)
    III. Goederen = eigendomsbewijzen
    IV. Rentebrieven = aankomsttitels cijnzen. (1)
    V. Obligaties

    Voorbeeld Inventaris Begijnhof
    VII. De beneficies: jaargetijdenregisters ("Manuale Anniversariorum") = obituarium.
    VIII. Financiën:
    A. Algemeen: manualen van de meesteres; kasboeken.
    B. Rekeningen: rekeningen van de meesteres, met bijlagen; rekening "Tweede boeck". (3)
    IX.Goederen en inkomsten:
    A.. Algemeen: legger van cijnzen, pachten en renten; manuaal ("Renteboek") (2 en 4)
    B. Goederen = eigendomsbewijzen
    C.. Inkomsten = aankomsttitels cijnzen.(1)

     

    Structuur en vorm van de cijnsregisters. (7)
    Voor ieder onroerend goed werd een bladzijde of post gereserveerd en volgens een bepaald formulier ingeschreven. Eerst kwam de naam van de bezitter, dan de omschrijving van het goed, vervolgens de cijns. Aan de rechterzijde stond het verschuldigde bedrag en aan de linkerzijde werd met een apart teken (streep of kruis) bijgehouden of er betaald was. Dit is tevens een aanwijzing hoe lang het cijnsregister in gebruik is geweest. Had een cijnsregister maar een beperkt aantal posten, dan was de volgorde willekeurig, maar bij veel posten werd gekozen voor volgorde op voornaam van de cijnsplichtige en/of op een zekere volgorde van de goederen.
    Nieuwe eigenaren, cijnsbetalers, werden in de Bredase cijnsregisters meestal achter en/of onder de bestaande post bijgeschreven. In de rest van Brabant was het gebruikelijk de nieuwe cijnsbetalers boven de post bij te schrijven onder doorhaling van de oude naam. In de cijnsboeken van de heer van Breda schrijven ze eveneens aan de bovenkant bij, bovendien worden daar de oude eigenaren vaak wél allemaal mee overgeschreven (althans in cijnsboek 1699). Bij vernieuwing van een cijnsboek (meestal één maal in de vijftig jaar) werden eerst de laatste cijnsbetalers uit het vorige boek overgenomen. Door middel van de verschillende handschriften kan de volgorde (en datering) van de bijschrijvingen worden gereconstrueerd. Sommige cijnsboeken hebben de goedheid om naar de juiste bladen in een ouder boek te verwijzen en heel soms zelfs naar de bladzijde in het volgende boek. Dat helpt de onderzoeker zeker bij rijkere cijnsboeken een eind op weg.
    Alle door ons geraadpleegde Bredase cijnsregisters zijn in het Nederlands geschreven, zodat het probleem van gelatiniseerde namen zich hier nauwelijks voordoet.

     

    De af te dragen cijns, betaalwijze: (8)
    1. in natura: pacht (ondateerbaar). De opbrengst in natura in het Land van Breda bestond meestal uit rogge.
    2. een geldbedrag: rente (dateerbaar naar muntsoort).
    Meest gangbare muntsoort tot ca.1300 Leuvense penning, na 1330 de oude groot.
    Volgens Bijsterveld was de opbrengst van de cijnzen niet geweldig groot, voor de instellingen bedroeg het hooguit een paar promille van hun inkomsten.
    Ijsseling noemt consequent alle geldcijnzen: erfcijns, en alle naturacijnzen: erfpacht.
    Met andere woorden alle erfrenten zijn erfcijnzen, maar niet alle erfcijnzen zijn erfrenten. (9)
    Bijsterveld maakt met betrekking tot Alphen onderscheid tussen goederen (eigendommen), tienden (volgens kerkelijk tiendrecht) en erfpachten (de pacht van hoeven), terwijl erfcijnzen de cijns op uitgegeven woeste gronden is. (10)

     

    Aantekeningen:

    1. Samengesteld op basis van Y.J.A. Welings, C.J.M. van der Heijden en J.G.M. Sanders, Hoenen en kapoenen. Gids van cijnsregisters betreffende Noord-Brabant, 14de -20ste eeeuw. (Den Bosch, 2000), 47-48, en hoofdstuk 3; Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen III, bijlagen A en B, 229-234; Gooskens, internet; Buiks; Leenders in tijdschrift Hage; Collectie Jac. Van Hooydonk; en eigen onderzoek.

    2. Hage 27-28 (1979-1980), 116-117; Van Hooydonk, 'Middeleeuwse straten in Breda', in: Jaarboek de Oranjeboom 51 (1998), 81-88; K.A.H.W. Leenders, Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde. Ontginnings- en nederzettingsgeschiedenis van het noordwesten van het Maas-Schelde-Demergebied (400-1350). Een poging tot synthese (Zutphen 1996). Zie voor de cijnsboeken van Etten: Leenders, Etten en de turf. A.J. Bijsterveld, 'Alphen van Echternachs domein tot Bredase heerlijkheid', in: Jaarboek De Oranjeboom 43 (1990), 77-111 en 44 (1991), 110-148.

    3. Stadsarchief Breda, afd.I-1a-

    1787 Lijst van bewoners van Breda c.1610
    1788 Binnencohier van 100ste penning 1676-1702
    1791 Binnen cohier van de personele quotisatie 1715
    1910a Cohier van 100ste penning 1558
    1911 Cohier van 100ste penning 1578
    1912 Cohier van 100ste penning 1580
    1913 Cohier van 100ste penning 1590
    1914 Cohier van 100ste penning 1597
    1915 Cohier van 100ste penning 1621-1622
    1916 Cohier van 100ste penning 1647-1676
    1917 Cohier van 100ste penning 1680-1681
    1919 Cohier van 100ste penning 1695-1696
    1924 Binnencohier van 100ste penning 1699-1738
    1925-26 Binnencohier van 100ste penning 1738-1810
    1933 100ste penning 1806

    4. Welings, Gids van cijnsregisters, hoofdstuk 2; De aalmoes wordt hierin niet als categorie genoemd.

    5. Welings, Gids van cijnsregisters, hoofdstuk 4: gebruiken de term Register ipv Legger en hanteren een andere volgorde.

    6. Ijsseling, Inventaris Begijnhof, 19.

    7. Welings, Gids van cijnsregisters, hoofdstuk 5.

    8. Hage 2 (1971), 49-53; Hage 27/28 (1979/80), 116-119.

    9. Ijsseling, Inventaris Begijnhof, passim.

    10. Bijsterveld, (1990), 89-91.

    Maak jouw eigen website met JouwWeb