Markendaalse kapel, 1430; 1469

Cijnsregisters Markendaalse kapel, uit ca.1430 en 1469.
bewerking door dr. Henk Muntjewerff, 2005.©
m.m.v. drs. Harry Gerritsen.

 

 

 

Inleiding

De kapel van Markendaal stond aan het begin van de Haagdijk aan de Haven, in de parochie Hage. De kerk, opgericht rond 1340, is in haar katholieke periode nooit een parochiekerk geworden, en moet daarom tot 1637 aangeduid worden met kapel. Vergelijk ook de post op folio 13v-14 van het tweede register. In 1637 werd ze definitief in bezit genomen door de protestanten en bleef onder de naam Kleine Kerk tot het eind van de achttiende eeuw voor de protestantse eredienst functioneren. Begin negentiende eeuw raakte het kerkgebouw in verval en het werd uiteindelijk in 1849 gesloopt. (1)

Het archief van de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente te Breda (afd.III-8) bevat volgens de inventaris onder inv.nr.898 een legger, tevens manuaal, van de cijnzen en grondrenten van de Kleine of Markendaalse Kerk uit 1469 en onder inv.nr.899 een legger, tevens manuaal, van de cijnzen en grondrenten van de Kleine of Markendaalse Kerk uit ca.1500. Zoals bij de bespreking van de datering zal blijken moet echter de volgorde van de twee registers worden omgedraaid: inv.nr.899 is het eerste register en inv.nr.898 is het tweede register van de Markendaalse kapel.



Materiaal

Materiële toestand eerste register

Het cijnsregister is ongekaft en er zijn geen aanwijzingen dat dit ooit wel het geval was. De afmetingen bedragen ca. 20 cm bij 14,5 cm. Het register is opgebouwd uit een drietal in de breedte gevouwen vellen papier van ca. 29 cm bij 20 cm, hetgeen resulteert in 6 bladen en 12 bladzijden of folio's. De folio's zijn ongenummerd. Het papier is van goede kwaliteit. Het watermerk (een plant of bloem) valt nog niet nader te duiden. Evenals bij het register van inv.nr.898 bestaat de binding uit een tweetal strengels. Ter bevestiging is hier evenwel over de gehele lengte een strook perkament aangebracht. De rechterbovenhoek is als gevolg van knaagschade geheel verdwenen. De tekst die hierdoor verloren is gegaan viel slechts gedeeltelijk te reconstrueren, deze staat daarom tussen teksthaken. Het betreft de posten 24, 25, 32, 42, 46, 50 en 75 (op folio 6).

Op basis van een vergelijking met inv.nr.898 en vanwege het feit dat het register in het begin geen aanhef heeft, kan worden verondersteld dat er een geheel vel ontbreekt (geeft twee bladen met 4 bladzijden), met daarop de aanhef, de renten op de Haagdijk en gedeeltelijk de Brugstraat; en op het eind van het register de roggecijnzen.



Materiële toestand tweede register

Het cijnsregister heeft geen omslag, maar er zijn aanwijzingen dat het aanvankelijk wel gekaft is geweest. De oorspronkelijke afmeting van de bladen ... ca. 29,4 cm bij ca. 20 cm, waaruit middels een vouw in de breedte een bladmaat van 20 cm bij 14,7 cm ontstond. De bladen zijn door de stadsarchivaris met potlood genummerd (1 t/m 16). Het papier is van goede kwaliteit en heeft een watermerk in de vorm van een stierenkop. Deze kop werd in Europa voor het eerst gebruikt in 1310 en was erg populair bij papiermakers gedurende de veertiende tot en met de zestiende eeuw. De binding van de bladen bestaat uit een tweetal strengels, die met twee ovale stukjes perkament zijn verstevigd. Hiervoor zal een oorkonde zijn verknipt, getuige het daarop onder meer voorkomende tekstfragment:(...) met onser segelen (...). De folio's 1 t/m 4 vertonen sporen van roest, waarschijnlijk veroorzaakt door het hoge ijzergehalte van het water. De verdere schade beperkt zich tot enige scheuren en valse vouwen, maar het tast de leesbaarheid niet noemenswaardig aan.



Datering

Datering eerste register

Op grond van een aantekening in de post op folio 2 werd het ontstaan van het register door de stadsarchivaris gedateerd op het einde van de vijftiende eeuw, circa 1500. De bewuste post is echter duidelijk in een ander en jonger handschrift geschreven en heeft om die reden geen bewijskracht. Bovendien is er sprake van een referentie aan de stadsbrand van 1490: ende sy nu ter tyt by ongeluck van den brande weder betymmert hebben. De post in het cijnsboek moet dus ouder zijn dan 1490.

Door het onderzoek van drs. Jacques van Hooydonk is een oudere datering gevonden. Hij was van mening dat het register aangelegd moest zijn op een tijdstip vóór 1435. Hij baseerde zich daarbij op het feit dat in het register enkele personen worden genoemd, waarvan bekend is dat die rond 1435 gestorven zijn. Het gaat daarbij om Jan Bays (+ 1434) (2) en Herman van Loe, drossaard in 1406-1419 (+ tussen 1430-1435) (3) Dit betekent dat het manuscript ouder moet zijn dan het in de inventaris als eerste opgevoerde inv.nr.898 uit het jaar 1469. Gezien de overeenkomende posten is het register met inv.nr.899 dus een voorloper van het register met inv.nr.898!

Aanvullend hierop kunnen nog als bewijs van het voorlopers karakter gelden:

-post 25: in inv.nr.898 de erfgenamen Jan Schoendonck, en in inv.nr.899 Jan Schoendonck.

-post 50: in inv.nr.898 Coman Jan Riken erfgenamen, en in inv.nr.899 Coman Jan Ryken.

-post 39: in inv.nr.898 Rutgheer Silversmit erfgenamen, en in inv.nr.899 Rutgheer Silversmit.

Daarnaast kan nog gewezen worden op het taalgebruik, het Middelnederlands van inv.nr.899 is zeker ouder van vorm.

Op folio 5 staat in post MDK050 als belending vermeld: (...) [*] van Ringghelberch des drossaten aen die oestzide (...). Hendrik van Ringelberch was drossaard van Breda van 1424 t/m 1439. (4) Bovendien staat op diezelfde bladzijde in post MDK052 dat het huis van Claeus van Meersele: (...) nu die capelle is van sinte Jans. Een nieuwe Sint-Janskapel werd in 1428 ingewijd. (5) Dit brengt ons op een aanleg van het register tussen 1428 en 1439.

Kortom we kunnen aldus de aanleg van het register dateren tussen 1428 en 1434, voor het gemak afgerond tot 1430. Het werd dan bijgehouden tot 1439, hetgeen kan worden afgeleid uit het maximale aantal van negen strepen voor de posten ter aanduiding van een jaarlijkse betaling.



Datering tweede register

Het boek werd aangelegd in 1469 en bijgehouden tot 1480, hetgeen kan worden afgeleid uit het maximale aantal van elf strepen voor de posten ter aanduiding van een jaarlijkse betaling. Het stuk zelf is gedateerd: Dit buec was ghemaect by goeduncken Cornelis van Maer ende Adriaen Tyelen, doe men screeft M CCCC LXIX. De eerste schrijfhand uit 1469 is goed leesbaar. De andere schrijfhanden zijn veel minder goed leesbaar, hetgeen mede te wijten is aan de gebruikte inkt.

In post MDK162 op folio 9 vinden we, geschreven in een latere hand, vermeld: Dese rog wart vercost int jaer M CCCC ende LXXI, doen wy den toren op metsten. Bedoeld is hier de opbouw van de toren van de Markendaalse kapel in 1471. De post MDK142 werd gequijt in 1475.

Op folio 10v wordt Steven Hey als kerckmeester van de kapel genoemd.



Overzicht

Inhoud eerste register

Een straat per bladzijde. In hoofdzaak betrof het cijnzen op panden in de nabijheid van de kapel: Haagdijk, Brugstraat, Visserstraat en Vismarkt (8). Dan volgen de Sint Janstraat (4), Catharinastraat (4), Veemarktstraat (3), Boschstraat (2) en Molenstraat (1). De cijnzen buiten de Eindpoort (4) werden tussen 1430 en 1469 bijgeschreven.

Er komen twee huisnamen in het cijnsregister voor. De post MDK048, met het huis 'de Bonten Os' in de Veemarktstraat, is tussen 1430 en 1469 bijgeschreven. De huisnaam 'den Gulden Harinc' op de Vismarkt, komt alleen in 1469 voor, maar de betreffende post MDK136 staat in beide cijnsregisters.

Jan van den Steen als kerckmeester ende Wouter van den Berghe als kerckmeester op folio 6 genoemd.



Inhoud tweede register

Het boek begint met een opgave van de renten die de kapel van Markendaal ontving uit huizen en erven in de stad Breda: Dit syn die gheene die de capellen van Merkendael tsaeirs chys gheven. Dit deel is geordend per straat, meestal per straat op een blad geschreven. De verschijndag was meestal sint Maartensdag (11 november).

Vervolgens komen de erfpachten uitgedrukt in rogge aan bod: Dit is den erfrogg die Merkendael heft. Enigzins gegroepeerd per persoon, en gelegen in Breda, Hage, Ginneken en Rijsbergen.

In post op folio 9v vinden we nog een roggecijns ten behoeve van de devotiekapel sint Anthonis, welke kapel op het eind van de Haagdijk bij Fellenoord stond in de parochie Hage.

Op folio 12v staan enkele uitgaven van de kapel in roggecijnzen: Item desen chys gheeft Merkendael uut. Het betreft in hoofdzaak rogge aan de kerk in Ginneken.



Toelichting

De posten zijn door ons doorlopend genummerd: MDK001 en verder voor het eerste register uit 1430 en MDK101 en verder voor het tweede register uit 1469. Opdat de posten makkelijk te vergelijken zijn voor wie een pand en/of cijns wil volgen in de tijd is de nummering van de twee cijnsregisters op elkaar afgestemd. Daar het tweede register vollediger is overgeleverd, is dat als basis voor de volgnummering gebruikt, het eerste register begint daarom met post MDK024.



Cartularium

Geen.



Regesten

In de archiefinventaris van de Markendaalse Kerk staat een regestenlijst met 29 nummers van 1344 tot en met 1729. Mogelijk nog opnemen, maar we konden geen direct verband leggen tussen deze rentebrieven en de cijnsregisters van 1430 en 1469.



Aankomsttitels

Zie inventaris en regestenlijst.



Aantekeningen:

1. C. van Beek, 'De kerk van Markendaal tijdens en na de Hervorming', in: Engelbrecht van Nassau (1994) 4, 250-257; dezelfde, 'De kerk van Markendaal in een nieuw licht', in: Engelbrecht van Nassau (1996) 3, 140-146.

2. Obituarium van Johannis Beys alias van der Molen op 13 augustus 1434, 1 vertel rogge. (CKAPB581 en AKANB0550); Necrologium (NC535), vgl Erens, Oorkonden Catharinadal, nr.238, d.d. 26 December 1417: testament Jan Beys.

3. Hermann van Loe, alias Herman van Zelbach. Zie vermeldingen in Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen II, nr.318 (1406), nr.329 (1410), p.27 noot 3 (1406-1419), nr.337 (ca.1413), nr.340 (1414), nr.409 (betreft 1408-1409), nr.355 (1419), p.230 (1410): allen drossaard van Breda, én nr.471 (vóór 1440): Hermans goet van Loe; Erens, Oorkonden Catharinadal, nr.309 d.d. 26 December 1430: te Rijen (...) neven het goed dat Herman van Loe in handen heeft. Zijn vrouw Mechtelt Willems dochter van den Wijngaerde hertrouwde in 1535 met Alsteen van Butlant.

4. Hendrik van Ringelberch was drossaard van 1424-1439: Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen III, p.230.

5. Akte in Arch Nat. Parijs, getransribeerd door drs. V. Paquay.