Transcriptie

Tekstbewerking

door dr. Henk Muntjewerff, 2005.© m.m.v. drs. Harry Gerritsen.
 

 

Inleiding

Het doel van deze tekstuitgave is het beschikbaar stellen van de tekstinhoud van de verschillende originele cijnsboeken ten behoeve van historisch-wetenschappelijk onderzoek. De kritisch-normaliserende methode is als uitgangspunt genomen bij de transcriptie. Bij de ordening van de tekst is rekening gehouden met de folionummering van het origineel. Vervolgens zijn de posten doorlopend genummerd met een code, bronid genoemd, bestaande uit drie letters (voor herkenning van de cijnsinstelling en/of het cijnsregister) en drie cijfers. De annotatie van de tekst bestaat uit tekstkritische eindnoten en is zo beperkt mogelijk gehouden. Woordverklaring vindt plaats in een glossarium.

In het najaar van 2001 bleek ons bij onderzoek in het stadsarchief van Breda dat niet duidelijk was welke transcriptieregels waren toegepast bij de tekstbewerking van enkele ons ter beschikking staande tekstuitgaven van cijnsregisters. In het voorjaar van 2002 is daarop door Harry Gerritsen een eerste controle uitgevoerd om die regels goed te kunnen doorvoeren in deze tekstuitgave. Tevens konden enkele omissies worden opgevuld. De vermeldingen in de kantlijn van het origineel zijn, voorzover die relevante informatie bevatten, in de tekstuitgave opgenomen. De eindredactie van de tekstuitgave en het gereed maken voor publicatie op cd-rom/internet was in handen van historicus Henk Muntjewerff.



Transcriptieregels

De thans gevolgde transcriptieregels sluiten zoveel mogelijk aan bij die van het Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 deel II en de richtlijnen van het Nederlands Historisch Genootschap. (1) Geertruy van Synghel, een van de auteurs van het Oorkondenboek en werkzaam bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, stond ons met raad en daad terzijde. In het kort komen de door ons toegepaste transcriptieregels neer op:

1. geen normalisering tot i of ij van de i-grec of ypsilon: y en is y.
2. geen normalisering tot i en ii van enkele i/j en dubbele ii/ij.
3. geen normalisering tot i (klinker) en j (medeklinker) van i/j.
4. geen normalisering van eigennamen, daarvoor wordt de index gebruikt.

5. normalisering van u/uu, v/vv en w: dus uuyt in plaats van vuyt of wyt.
6. geen opname van tekens ter aanduiding van de klinkerfunctie van de u (, ).
7. normalisering van interpunctie: zie uitleg sjabloon.
8. normalisering van hoofdletters: zie uitleg persoonsnaam en veldnaam.
9. normalisering van regelscheiding.
10. normalisering van aaneengeschreven en/of gescheiden woorden naar hedendaags gebruik: zie woordenlijst.
11. geen afbreking van woorden (uitvullen uitgezet).

12. oplossing van afkortingen in eigennamen stilzwijgend opgelost (meestal er of aer).
13. oplossing van afkortingen volgens de meest voorkomende variant: voirs. = voirscreven

14. kennelijke verschrijvingen in de originele tekst worden verbeterd en zonodig in een noot toegelicht: b.v. in de tekst ende, in de noot Er staat aen.
15. lacunes in de originele tekst worden in een noot gesignaleerd: b.v. belending ontbreekt.
16. Wanneer een persoonsnaam of veldnaam in de originele tekst wel goed leesbaar is maar de gekozen transcriptie betwistbaar is, worden in een noot alternatieven gegeven. Die alternatieven staan niet in de index. Bijvoorbeeld: in de tekst Dit betaelt die jonghe Lanc Rommen, in de noot Ook te lezen als Laut Roemen; Gooskens las Lauc Zommen.

17. weergave van Romeinse cijfers in kapitaal
18. weergave van munt- en maateenheden voluit geschreven (het betreft hier Nederlandse teksten):

eenheid staat voor ONB cijnsboek
d. denarius penning penningen
s. solidus schelling schellingen
gr. grossus groot groten
pay. payment payments
pag. pagamenti pagamenti

 

 

gebruik van bijzondere tekens in de tekstuitgave:

(tevens opgenomen in het uitlegblok tekens).

[tekst] tussen vierkante haken een reconstructie van de tekst die in het origineel niet of slecht leesbaar was, met punten is eventueel het aantal letters aangegeven. Bij namen gaat het meestal om een keuze tussen n = u of: v = n of: v = r.
(tekst) tussen ronde haken staat een aanvulling van tekstgedeelten die niet in het origineel staan.
(14) Voor een goed begrip zijn de in de tekst voorkomende romeinse jaartallen in arabische cijfers omgezet en toegevoegd: (1469) en zijn posten onderverdeeld (1), (2), etc.
[***] vierkante haken met drie sterren betekent dat een onbekende tekstlengte is weggevallen, verbleekt of anderszins onleesbaar is.
{tekst} tussen accolades staat tekst die in het origineel is doorgestreept of doorgehaald.
tekst onderstreepte tekst is in het origineel eveneens onderstreept.
(i.m.) in margine, tekst in de kantlijn.
/ na dit symbool volgt in een ander handschrift een latere aanvulling.
+ na het plusteken volgt later toegevoegde tekst, die niet in het chronologisch volgende cijnsregister staat geschreven.
tekst klein gezette tekst omvat alle na de oorspronkelijke schrijfhand bijgeschreven tekst.



Formulier van de cijnspost

Sjabloon => structuur en vorm van een cijnsregister gebruikt om de leestekens zo goed mogelijk te kunnen zetten.

 


Naamgeving

Een persoonsnaam kan volgens onze zienswijze uit zeven elementen bestaan:

- titel Voornaam Patroniem Familienaam Beroep Woonplaats; meestal met een relatie aanduiding ergens ertussen of achter geplaatst. Daarbij vormen de laatste vijf elementen tezamen de achternaam.

- relatie aanduidingen, zoals zoon, dochter, kinderen, wijf, weduwe, vader, erfgenamen, etc. staan bij ons los gekoppeld van de naam. De stamnaam komt daardoor nadrukkelijker en duidelijker naar voren. De oorspronkelijke auteurs van de Bredase cijnsregisters in de vijftiende eeuw hebben de relatie aanduidingen overigens ook altijd los staan van de achternaam.

- relatie aanduidingen, zoals de jonge, de oude, etc. staan in principe zonder kapitaal, tenzij ons gebleken is dat het een onderdeel van de persoonsnaam was of werd.

- het beroep is in principe een onderdeel van de persoonsnaam, tenzij overduidelijk is dat het beroep of de functie door de persoon in kwestie werd uitgeoefend. In dat geval beroep met kleine letter en gescheiden van persoonsnaam door komma. Meestal betreft het priesters, te herkennen aan de titel: heer; of begijnen, te herkennen aan de titel: joncvrou.

- alleen wanneer het de leesbaarheid van de persoonsnaam ten goede komt en er zekerheid bestaat over de betekenis van de naam is er binnen de persoonsnaam wel eens een komma als leesteken geplaatst.

Index heeft alleen betrekking op de vermeldingen in het cijnsregister, al of niet met cartularium.

Het merendeel van de onderzoekers zal genoeg hebben aan de achternaamindex en de plaatsnaamindex.



Tekstuitgave

De volgende algemene regels Nederlandse taal zijn bij de tekstbewerking gevolgd:
1. Samenstellingen met -gulden en -placken worden aaneengeschreven (arnoldusgulden, carolusgulden, rijnsgulden, hollandsplacken, leliaertplacken, etc.).
2. Samenstellingen met -mis en -dag worden aaneengeschreven (sint Mertensmisse, Onser- Liever-Vrouwendach, etc.).
3. Het gebruik van kapitalen en koppelteken: int jaer ons Heren, Ons-Lieve-Heer, Onser Vrouwendach, Onser-Liever-Vrouwendach. Vgl. Onze-Lieve-Vrouwekerk. Maar sinte Leonaertsdach.
4. Samenstellingen met heer-, heren- worden aaneengeschreven (heerenchijns, heerenstrate, heerenvroente, heerenwildert, etc.), zonder kapitaal want soortaanduiding. (zie ook 8 en 9). Maar des heren tZaerdt.
5. Samenstellingen met kerk-, nonnen-, begijnen-, e.a. instituten worden aaneengeschreven (nonnenerf, nonnenveld, nonnenwech, nonnenakker, nonnenerfchijns, kerkenlant, kercpat, kerkheide, begijnenpoort, etc.). De mogelijke veldnamen hieronder, zijnde eigendom van het instituut, moeten met kapitaal geschreven worden Vgl. Heylichs Geestgoet, -erve (Begijnenpoort, Kerkenlant, Nonnenveld). Maar kercpat, nonnenwech en kerkhof zijn soortaanduiding.
6. Samenstellingen met veldnamen worden aaneengeschreven, ook in het bijzondere geval van -waart (Ghilsewaart). Veldnamen met voorzetsel t (de, het) of ts (des) krijgen een koppelteken wanneer het gebruikelijk is (ts-Gravenmoer). Vgl. 's-Hertogenbosch (des Hertogs, den Bosch). In de overige gevallen geeft de hoofdletter voldoende steun voor herkenning van de naam (tOvervelt, tOsterhout).
7. Geen aaneenschrijven van samenstellingen met proost, rentmeester, drossaard, e.a. functionarissen.
8a. Geen aaneenschrijven van samenstellingen met persoonsnamen. Uitgezonderd enkele veldnamen met alleen een mogelijke voornaam: Rasenberch. Bijzonder voorbeeld: van (persoonsnaam) wege, maar ook van ts heren weghen (i.t.t. van rijkswege) omdat anders verwarring kan optreden met des herenweg.
8b. Achternamen met voorzetsel t (de, het) of ts (des) krijgen een koppelteken wanneer lezing problemen geeft (ts-Rees, des Rees).
9. Samenstellingen met -meester worden aaneengeschreven zonder gebruik van kapitaal, vgl. rentmeester (heiligegeestmeesters, gasthuismeesters, kapelmeesters, kerkmeesters, etc.). Maar volgens regel 7 is het des heren rentmeester.
10. Samenstellingen met -deel worden aaneengeschreven (wederdeel, vierendeel, derdedeel, aandeel, eendeel, anderdeel), maar het is drie vierendeel bunder en drievierde stuk.
11. Samenstellingen met de landmaat -zaad (-saet, etc.) worden aaneengeschreven (lopenzaad, veertelzaad, quartierzaad) meestal gevolgd door land. Zaadland bestaat niet, zaailand wel (een loepensaet lants).
12. Samenstellingen met -huis worden aaneengeschreven, ook wanneer er een e tussen staat (kleinehuis). Heel- en half- zien we bij huis als een soortaanduiding, maar bij erf, weide, hoeve, e.d. los ervan gehouden, omdat het mogelijk een landmaat is. (Vgl. op dese twee halvehuse. (post 1) een halfhuys ende erve; (post 2) siin halfhuys, daer alrenaestgheleghen).
13. Voorzetsel het zo mogelijk gescheiden van het zelfstandig naamwoord. (t Gasthuys: het Gasthuys, t kerchof: het kerchof). Maar voorzetsel te, ten aaneengeschreven met het zelfstandig naamwoord (tEynde: ten Eynde), zo ook: tsinte, thuys, tonderpand.
14. Achterzetsel t, te, ten, ter (naamvalsvormen) altijd aaneengeschreven met het voorzetsel (als / alst, daer / daert, of / oft, op / opt, uut-uyt, met, in / int, aen-an / aent-ant, over / overt, voer-voir / voer-voirt), (ofte, opte, uute-uyte), (metten, opten, uten-uyten), (metter, uter-uyter), (op des, uut des, voerts). Ook hij / hijt, sij / sijt.
15. Voorzetsel des gescheiden met een spatie van het zelfstandig naamwoord; ts herenstrate; t sondaechs), maar het is tsiaers (des iaers). Voorzetsel de aaneengeschreven met het zelfstandig naamwoord (dEindpoort; dhuys).



Cartularium

Een cartularium is een oorkondenregister, een boek waarin gelegaliseerde afschriften van oorspronkelijke akten zijn opgenomen. Bij het klooster Vredenberg ging men zelfs zover dat een notaris zijn paraaf zette naast het afschrift. De afschriften diende als bewijsstuk in de eigen administratie, meestal bij ontbreken van de oorspronkelijke akte, omdat die elders berustte.



Regesten

Een regest is een samenvatting van de tekst in de akte of rentebrief. Het is een algemeen gebruik om regesten te maken van alle akten voor circa 1600 die in een inventaris beschreven staan. Bij het Burgerweeshuis, het Oudemannen Gasthuis en klooster Catharinadal is dit het geval, terwijl bij de Markendaalse kerk zelfs nog regesten tot in de 17de eeuw worden opgenomen. Jammer genoeg stopte IJsseling bij 1535 met het maken van regesten voor het Begijnhof.

In regesten gemaakt op basis van een cartularium staan de letterlijke vermeldingen van persoonsnaam en/of veldnaam uit het cartularium. In regesten gemaakt op basis van de oorspronkelijke oorkonde, staan de letterlijke vermeldingen van persoonsnaam en/of veldnaam uit de oorkonde. In afwijking van het Oorkondenboek voor Noord-Brabant, waar boven iedere tekstuitgave een kopregest met moderne gestandaardiseerde namen staat, vind de identificatie van persoonsnamen en de veldnamen plaats middels de indexen.



Aankomsttitels

Daar het uitgangspunt van deze tekstuitgave het cijnsregister is, worden geen transcripties geleverd van de oorspronkelijke akten, brieven, charters of oorkonden. Onder dit kopje worden de inventarisnummers met omschrijving getoond, zodat onderzoekers de juiste keuze kunnen maken voor verder onderzoek in het archief.

Er is geen aparte index gemaakt op tekst bij de inventarisnummers, daarvoor moet de archiefinventaris geraadpleegd worden. Ook kan gebruik gemaakt worden van de algemene zoekmethode via het tekstprogramma.

 

Aantekeningen:

1. Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden (Den Haag: NHG, 1988). Tevens werd geraadpleegd Annemiek van der Veen en Rien Wols (red.), Lezen in Brabantse bronnen. Begrippenapparaat bij Brabants oud-schrift (Den Bosch, BRG, 1988).

Maak jouw eigen website met JouwWeb